- Home
- Actueel
- Dossiers
- Westnijlvirus
- Veelgestelde-vragen-westnijlvirus
Veelgestelde vragen westnijlvirus
Tekst: Eva Dieterman (Royal GD), Heather Graham (WBVR), Linda van den Wollenberg (Royal GD).
Verschillende dieren kunnen geïnfecteerd raken door een beet van een geïnfecteerde mug, echter zijn in Nederland vogels en paarden de belangrijkste dieren waarvan bekend is dat ze klachten kunnen ontwikkelen van een WNV-infectie.
Ja, vogels kunnen ook klinische verschijnselen vertonen na infectie en sterfte kan optreden. Niet alle vogelsoorten zijn even gevoelig voor WNV. Tijdens de uitbraak van WNV in de Verenigde Staten in de jaren negentig kwam ziekte en sterfte met name voor onder kraaiachtigen en gaaien. In Europa lijkt dit niet per se het geval te zijn. In Nederland is seroconversie bij hobbykippen aangetoond, zonder ziekteverschijnselen.
De uitsluitingsdiagnostiek die GD uitvoert in het kader van syndroom surveillance vanuit een ministeriële financiering is specifiek bedoeld voor paarden met neurologische verschijnselen.
Indien het uitsluiting betreft en dus geen verdenking, zonder dat er neurologische verschijnselen aanwezig zijn (bijvoorbeeld een paard met onbegrepen koorts), kan ook via een reguliere aanvraag WNV-diagnostiek worden uitgevoerd.
Bij een verdenking van WNV dient de NVWA (NVIC) gebeld te worden. Op de website van de NVWA is meer actuele informatie te vinden over de meldplicht: www.nvwa.nl/onderwerpen/westnijlvirus
Paarden kunnen het beste gevaccineerd worden in het vroege voorjaar, 4-6 weken voordat het muggenseizoen begint. Er zijn in Nederland drie voor het paard geregistreerde vaccins op de markt. De eerste keer moeten paarden tweemaal gevaccineerd worden met 4 tot 6 weken tussenruimte, gevolgd door jaarlijkse hervaccinaties. Er mag een goede klinische bescherming verwacht worden.
WNV wordt verspreid door muggen, en niet door direct contact met andere paarden. Het is dus zinvol om op individuele basis te vaccineren, ook als andere paarden op dezelfde locatie niet zijn gevaccineerd. Dit is anders dan bij ziekten die van paard op paard kunnen worden overgedragen, zoals bijvoorbeeld rhinopneumonie (equine herpesvirus).
Naast vaccinatie kunnen preventieve maatregelen worden toegepast om muggenactiviteit in de omgeving en rondom het paard te beperken.
Wat betreft de omgeving geldt: voorkom stilstaand water in de omgeving van de stal, ververs regelmatig water in drinkbakken en andere waterreservoirs, dek regentonnen af met horrengaas of een deksel, let op voorwerpen waarin water kan verzamelen.
Wat betreft het paard geldt: Gebruik muggenwerende producten of vliegendekens, beperk de muggenactiviteit in de stal door ventilatoren en stal paarden op vóór zonsondergang/-opgang.
Ongeveer twintig tot dertig procent van de paarden die neurologisch worden als gevolg van een WNV-infectie overlijdt of moet worden ge-euthanaseerd. Bij paarden jonger dan één jaar ligt dit percentage hoger. Een indicator voor een slechte prognose is niet meer kunnen staan in combinatie met anorexie. Bij paarden die (heftige) neurologische klachten overleven, kunnen bij een deel van de patiënten restverschijnselen blijven bestaan.
De viremie (de periode dat een virus in het bloed aanwezig is) is bij paarden (en mensen) kortdurend en laag (weinig virusdeeltjes), waardoor het aantonen van het virus middels een PCR test in bloed vaak niet succesvol is. Wanneer een reeds gestorven paard wordt verdacht van een WNV-infectie en aangeboden wordt voor sectie, kan een PCR worden uitgevoerd op een stukje hersenweefsel. Bij levende dieren kunnen ook urinemonsters onderzocht worden op WNV.
Een recente infectie met het Westnijlvirus (WNV) wordt het best aangetoond via IgM-antistoffen in het bloed met een IgM-ELISA. Omdat het virus zelf nauwelijks aantoonbaar is bij paarden, is serologisch onderzoek essentieel. IgM-antistoffen zijn slechts kort na infectie aanwezig. De ELISA kan vals-positieve resultaten geven door kruisreacties met andere flavivirussen, zoals usutuvirus en tekenencefalitis virus. De serumneutralisatietest (SNT) biedt dan uitkomst, omdat die specifiek onderscheid maakt tussen verschillende flavivirus-antistoffen. Voor beide tests wordt serumbloed gebruikt.
Ja, er zijn op dit moment geen DIVA (Differentiating Infected from Vaccinated Animals) testen op de markt. Diagnostiek is gebaseerd op aantonen van antistoffen, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen IgM en IgG antilichamen. Zowel in geval van acute infecties als recente vaccinaties kunnen IgM antilichamen worden aangetoond. Daarnaast kunnen bij minder recente infecties of vaccinaties IgG antilichamen worden aangetoond. Wanneer met zekerheid kan worden gesteld dat een paard níet recent gevaccineerd is tegen WNV, is het aantonen van IgM antilichamen bevestigend voor een acute infectie. Gepaarde sera zijn dan niet nodig.
Hoe groot het risico is voor de mens wanneer een paard op een bedrijf positief wordt gevonden op WNV zal afhangen van het seizoen en naar de uitkomsten van doorlopende onderzoeken naar WNV in muggen op dat moment.
Over het algemeen is de kans dat muggen in Nederland ziekteverwekkers overdragen op mensen zeer klein.Mensen kunnen niet besmet worden via paarden opdat het paard vanwege de korte viremische fase wordt beschouwd als eindgastheer (kan wel een infectie oplopen, maar dit niet doorgeven). Mensen kunnen wel besmet raken door muggen via besmette vogels.
Algemene maatregelen kunnen helpen tegen muggen en muggenbeten. Denk hierbij aan het voorkomen/opheffen van plekken met stilstaand water (denk aan bloempotten, dakgoten en regentonnen, tuinstoelen opblaasbadjes etc), horren, klamboes, dragen van kleding met lange mouwen en pijpen als het schemerig wordt en insmeren met insectenwerend middel.
Meer informatie over WNV bij mensen is te vinden op de website van het RIVM: https://www.rivm.nl/westnijlkoorts
Mocht u verder nog vragen of onduidelijkheden hebben over WNV, dan kunt u dagelijks tussen 15.00 en 17.00u contact opnemen met de Helpdesk paard (088 20 25 555), u krijgt dan direct een specialist van GD of de faculteit Diergeneeskunde aan de lijn.
Let op: dit telefoonnummer is uitsluitend voor dierenartsen. Bent u houder? Neem dan contact op met uw eigen dierenarts.