Zoomfunctie

Moeite met het lezen van de tekst? Vrijwel alle populaire browsers geven u controle over hoe groot websites worden weergegeven.

  • Windows
    Mac OS
  • Zoom in
  • Zoom uit
  • Zoom 100%
  • Muiswiel op / neer

Mycoplasma Rund

Mycoplasma behoort tot de bacteriën en is het kleinste zichzelf vermenigvuldigende organisme op aarde. Er zijn circa honderd verschillende soorten mycoplasma bekend bij verschillende diersoorten. Mycoplasma-infecties worden over het algemeen getypeerd door chronische problemen die slecht reageren op een ingestelde behandeling en zijn heel vaak terugkerend. De bacterie verspreidt zich door het gehele lichaam, waardoor meerdere organen kunnen worden aangetast. De meest voorkomende bij het rund is Mycoplasma (M) bovis en kan uiteenlopende klachten veroorzaken. De ernst van de klachten wisselt per bedrijf van mild of matig tot zeer ernstig, maar kan in het ergste geval leiden tot een flinke ziekte-uitbraak met veel uitval van dieren tot gevolg. Daarnaast kan een mycoplasma-infectie ogenschijnlijk zonder symptomen aanwezig zijn, maar bij een weerstandsvermindering van de koppel tot een fikse ziekte-uitbraak leiden. Het best is dus om de bacterie buiten de deur te houden. Uitbraken met mycoplasma komen in de Verenigde Staten vaker voor op grotere bedrijven. Mycoplasma spp. (voornamelijk M. bovis) spreiden makkelijk op bedrijven met veel koeverkeer; aanvoer van runderen in een koppel kan aanleiding zijn tot klinische verschijnselen, maar ook onderdrukking van de koppelimmuniteit kan een rol spelen.

Direct naar


Kenmerken van Mycoplasma bovis

  • Kleinste bacterie (0,3 - 0,8 μm ø)
  • Geen celwand en daardoor ongevoelig voor antibiotica die op de celwand inwerken, maar wel goed gevoelig voor desinfectiemiddelen
  • Besmetting van de gastheer via verschillende routes
  • Kolonisatie gastheerweefsel zonder ziekteverschijnselen (bovenste luchtwegen, tonsillen, vagina)
  • Immuunontwijkende eigenschappen, wat ontwikkeling van een werkzaam vaccin bemoeilijkt
  • Biofilmvorming, waardoor de kiem toch een tijdje in omgeving kan overleven en wat zorgt voor ongevoeligheid voor antibiotica
  • Celgebonden groei
Door deze kenmerken is de bacterie moeilijk te behandelen, zeer besmettelijk en lastig te diagnosticeren.

Symptomen

De meest voorkomende symptomen van een infectie met Mycoplasma bovis zijn:

Koeien

Jongvee

Uierontsteking

  • Slecht genezend
  • Vaak in meerdere kwartieren tegelijk
  • Afwijkende melk (waterige melk met zanderig sediment of pusachtige melk)
  • Melkproductiedaling / zichzelf droogzetten
  • Chronisch hoog celgetal

Longontsteking

  • Acuut en ernstig
  • Kan voorkomen op alle leeftijden, maar meestal rond 2 tot 6 weken leeftijd
  • Vaak een combinatie van koorts, hoesten, benauwdheid, vermagering en/of depressie.

 

Gewrichtsontsteking

  • Acuut en ernstig (op drie poten staan)
  • Vaak kogelgewricht of voorknie
  • Een of meerdere gewrichten tegelijk

Gewrichtsontsteking

  • Acuut en ernstig (op drie poten staan)
  • Vaak kogelgewricht of voorknie
  • Een of meerdere gewrichten tegelijk

Longontsteking

Middenoorontsteking

  • Scheve houding van kop

Daarnaast worden (in mindere mate) oogontsteking, voortplantingsproblemen of verwerpen waargenomen.

Mycoplasma kan primaire longproblemen geven, maar ook in combinatie met andere bacteriële componenten (met name Pasteurella multocida, Mannheimia haemolytica en Histophilus somnus). Bij kalveren wordt een longontsteking een enkele keer gevolgd door een middenoorontsteking (waardoor ze de kop scheef houden). In sommige gevallen kunnen ook volwassen dieren een longontsteking ontwikkelen door mycoplasma.

Met name bij kalveren kan een mycoplasma-infectie leiden tot een longontsteking. Klinisch is deze vorm van longontsteking niet te onderscheiden van longontsteking door andere ziekteverwekkers.

Klachten kunnen chronisch zijn en de reactie op behandeling is nog weleens teleurstellend.

Bij kalveren zijn ontstekingen aan (meerdere) gewrichten bekend, al of niet aansluitend aan een longontsteking door Mycoplasma bovis. Dit beeld wordt vaker gezien bij vleeskalveren dan bij fokkalveren.


Risicofactoren van mycoplasma

Introductie van mycoplasma op het bedrijf

Een groot risico op insleep van mycoplasma op het bedrijf is via aankoop van dieren. Bij aangekochte dieren kunnen asymptomatische dieren zitten. Deze zijn niet ziek, maar kunnen mycoplasma mogelijk wel in de koppel verspreiden. Als er dieren worden aangekocht: zorg dat deze (inclusief dekstier en vaarzen op aparte jongveelocatie) altijd worden onderzocht op antistoffen tegen mycoplasma vóór introductie op het bedrijf (zie ‘Diagnostiek’). Tot de uitslag bekend is, kunnen deze dieren het beste in quarantaine worden gehuisvest.

Daarnaast kan mycoplasma al ongemerkt op een bedrijf aanwezig zijn. De aanvoer van nieuwe dieren kan een soort trigger zijn voor een klinische uitbraak, door meer stress in de koppel. Een bedrijfsscreening uitvoeren op mycoplasma-antistoffen is een goede controle om te kijken of een koppel in contact is geweest met mycoplasma (zie ‘Diagnostiek’). 

Andere risicofactoren voor introductie op het bedrijf zijn: 

  • Diercontacten (pinkenstier, gezamenlijke opfok, samen weiden of over-de-draadcontacten)
  • Bedrijfsgrootte (op grotere bedrijven in de Verenigde Staten komt mycoplasma vaker voor dan op kleinere bedrijven)
  • Erfbetreders 

Verspreiding van mycoplasma binnen het bedrijf

Eenmaal geïntroduceerd op een bedrijf verspreidt mycoplasma zich op verschillende manieren van koe tot koe. Gemakkelijke routes van besmetting en verspreiding zijn melk en direct contact tussen verschillende leeftijdsgroepen.

Overdracht tijdens het melken (ook op AMS-bedrijven) is een gemakkelijke route van besmetting en verspreiding, maar ook het geven van koemelk aan kalveren of direct contact tussen verschillende leeftijdsgroepen. De mycoplasmabacterie kan slecht tegen droogte, maar in een koele vochtige omgeving kan deze langere tijd overleven. 

Verspreiding van de infectie naar de verschillende leeftijdsgroepen en omgeving gaat dus snel. Een belangrijk onderdeel in het plan van aanpak om Mycoplasma bovis op het melkveebedrijf onder controle te krijgen is dan ook het tijdig onderkennen van de infectie met de juiste diagnostiek. 


Diagnostiek

Er zijn bij GD verschillende testen beschikbaar die ingezet kunnen worden bij preventie of verdenking van een mycoplasma-infectie. Het heeft de voorkeur om te beginnen met een screening.

Screening op Mycoplasma bovis-antistoffen (ELISA)

Door middel van een ELISA kunnen antistoffen tegen M. bovis worden aangetoond. De ELISA is een bedrijfsscreening om te zien of er een M. bovis-infectie op het bedrijf is opgetreden. De uitslag heeft géén verband met de uitscheiding van de mycoplasma-bacterie door de betreffende dieren. Het is dus geen test om mycoplasma uitscheiders op te sporen, maar wel een eenvoudige en relatief goedkope manier om uw bedrijf te screenen op een (recente) M. bovis-infectie. Na infectie duurt het meestal zo’n 14 dagen voordat antistoffen kunnen worden aangetoond. Antistoffen kunnen bij GD worden aangetoond in tankmelk en serum.

M. bovis antistoffen ELISA (melk)

De uitslag van deze test vertelt u per dier of er antistoffen tegen M. bovis zijn aangetoond en daarmee of het een M. bovis-infectie heeft (gehad). Bij de uitslag zit een toelichting en advies. Antistoffen zijn vanaf één tot twee weken na infectie aantoonbaar. De test kan uitgevoerd worden bij individuele dieren of als koppelscreening. Worden er bij een koppelscreening bij meerdere dieren antistoffen aangetoond, dan kan er sprake zijn van een klinische uitbraak.

M. bovis antistoffen-ELISA (tankmelk)

Deze test is een koppelscreening. De testuitslag wordt weergegeven als aangetoond of niet aangetoond. Bij een positieve tankmelk is het percentage melkkoeien met antistoffen tegen M. bovis naar verwachting hoger dan 15 procent. Deze uitslag geeft aanleiding tot actie in de vorm van verhoogde alertheid op het vóórkomen van typische verschijnselen van mycoplasma, screening van het jongvee, individueel onderzoek van verdachte dieren en maatregelen tegen verspreiding van de kiem over het bedrijf.

M. bovis antistoffen-ELISA (serum)

Deze test kan uitgevoerd worden bij individuele dieren of ingezet worden als koppelscreening (in de vorm van een steekproef). Op de serumtestuitslagen wordt de relatieve hoeveelheid M. bovis-antistoffen weergegeven op een schaal van geen, weinig of veel antistoffen aangetoond.

Bij de uitslag ‘Geen antistoffen aangetoond’ zijn er geen aanwijzingen voor een M. bovis-infectie. De uitslag ‘Weinig antistoffen aangetoond’ is een aanwijzing dat het betreffende dier een infectie met M. bovis heeft (gehad). Bij typische mycoplasmaverschijnselen is het raadzaam om het dier te laten onderzoeken op aanwezigheid van de bacterie. Om na te gaan of de infectie zich over het bedrijf heeft verspreid is het advies om een koppelscreening op antistoffen uit te voeren. De uitslag ‘Veel antistoffen aangetoond’ betekent dat het betreffende dier een infectie met M. bovis heeft (gehad). Het advies is om dit dier zo snel mogelijk te laten onderzoeken op aanwezigheid van de bacterie. Als het onderzoek een koppelscreening was en als er bij meerdere dieren veel antistoffen zijn aangetoond, dan kan er sprake zijn van een klinische uitbraak.

Houd er bij eenmalige serologie bij jonge kalveren rekening mee dat het om maternale antilichamen kan gaan. Gepaarde serologie is ook een goed hulpmiddel om de diagnose te bevestigen.

Opsporen uitscheiders

Na een positieve uitslag bij screening op antistoffen of bij het vóórkomen van bepaalde typische verschijnselen (zie ‘Symptomen’) op het bedrijf is de inzet van diagnostiek om uitscheiders/ verspreiders van de bacterie op te sporen raadzaam. Dit kan via een kweek of PCR op (tank)melk, gewrichtsvloeistof, oogvocht en sperma.

M. bovis-kweek (op (tank)melk, longspoeling, neusswab of andere materialen)

Om mycoplasmabacteriën te kunnen kweken is een speciaal medium nodig, daarom moet deze kweek specifiek worden aangevraagd (zit niet in het standaard BO-pakket). Mycoplasmabacteriën groeien langzaam (de kweek duurt 6 -10 dagen). Vanwege het ontbreken van een celwand overleven mycoplasmabacteriën vaak niet in ingevroren (melk)monsters, waardoor ze niet meer kunnen groeien op een voedingsbodem. Om die redenen moet een kweek worden aangevraagd op verse (tank-)melk of kan het efficiënter zijn om een PCR-test te doen (doorlooptijd 3 dagen). Het voordeel van een kweek is dat daarna nog een antibioticagevoeligheidsbepaling kan worden uitgevoerd. Met een kweek kunnen ook andere mycoplasmasoorten worden aangetoond dan M. bovis.

M. bovis-PCR (op (tank)melk, gewrichtsvloeistof, oogvocht, sperma)

Met PCR kan genetisch materiaal (DNA) van M. bovis (levend of dood) worden aangetoond. De monsters voor PCR-onderzoek mogen wel ingevroren worden en dienen geconserveerd aangeleverd te worden voor een betere kwaliteit en houdbaarheid. Naast de snelle doorlooptijd van 3 dagen is een PCR ook heel gevoelig. Nadeel van de extreme gevoeligheid is dat het kan leiden tot foutpositieve uitslagen door besmetting van het monster met DNA uit de omgeving.

Asymptomatische dieren

Asymptomatische dieren zijn niet ziek, maar kunnen mycoplasma wel in de koppel verspreiden. Deze dieren hebben geen waarneembare verschijnselen en zijn daardoor lastig op te sporen. Bij melkvee kan onderzoek van melkmonsters ingezet worden (kweek, PCR). Houd hier wel rekening met het feit dat dieren de kiem met tussenpozen kunnen uitscheiden en dat melkonderzoek niet geschikt is bij mycoplasmaproblematiek in andere orgaansystemen dan de uier. Bij niet-lacterende koeien en jongvee is tot nu toe niet op een betrouwbare manier aan te tonen of zij asymptomatische spreiders zijn.


Verdenking van Mycoplasma, wat nu?

Bij een verdenking is het belangrijk om maatregelen te nemen om insleep en verspreiding van de kiem op het bedrijf te beperken (zie ook Aanpak en Preventie). Na een positieve uitslag bij screening op antistoffen óf bij het vóórkomen van bepaalde typische mycoplasmaverschijnselen op het bedrijf is het raadzaam om diagnostiek in te zetten om uitscheiders/verspreiders van de bacterie op te sporen. Het uit te voeren onderzoek hangt af van het ziektebeeld (mastitis, gewrichtsontstekingen of luchtwegproblemen).

Mastitis

Onderzoek van (tank)melk met kweek of PCR kan worden ingezet om te onderzoeken of de mycoplasmabacterie via de melk wordt uitscheiden, dat een risico is op verdere verspreiding. Bedenk dat koeien met (ernstige) klinische mastitis niet in de tank worden gemolken en dat dieren met tussenpozen kunnen uitscheiden.

Via de link Beslisboom Mycoplasma vindt u een stroomschema die kan helpen bij de aanpak van een mycoplasma-mastitis-bedrijfsprobleem. Het Protocol mycoplasma-mastitisis te downloaden voor beheersing van mycoplasma-mastitis op koppelniveau.

Gewrichtsontstekingen

Voor diagnostiek bij gewrichtsontstekingen kan net als bij mastitis worden gekozen uit kweek of PCR, maar dan op gewrichtsvloeistof van verdachte dieren. Dieren met artritisproblemen als gevolg van mycoplasma lijken de kiem namelijk lang niet altijd via de melk uit te scheiden.

Luchtwegproblemen (jongvee)

Voor diagnostiek bij luchtwegaandoeningen is een kweek op een longspoeling of neusswab mogelijk. Per koppel is een steekproef van drie kalveren voldoende (bij voorkeur acuut zieke dieren die nog niet behandeld zijn met antibiotica). De benodigde materialen voor het uitvoeren van een longspoeling zijn te vinden in de GD Webshop


Aanpak van Mycoplasma

Over de aanpak van mycoplasma is nog niet alles bekend. De hier geadviseerde aanpak is gebaseerd op huidige literatuur en ervaring. Wilt u een mycoplasma-uitbraak op het melkveebedrijf onder controle krijgen, dan is het zeer belangrijk om de klinisch zieke dieren af te zonderen, in combinatie met een strikte scheiding tussen leeftijdsgroepen en optimaliseren van de bedrijfshygiëne en bioveiligheid.

Maatregelen die het risico op verspreiding van de bacterie op het bedrijf beperken zijn:

Overdracht via diercontacten voorkomen:

  • Opsporen, isolatie (en afvoer) van zieke dieren;
  • Ziekenstal en afkalfstal volledig gescheiden houden;
  • Kalveren eerste periode individueel huisvesten en daarna vaste groepjes maken (all-in-all-out-systeem);
  • Elk kalf een eigen emmer geven voor kunstmelk;
  • Jongvee bij voorkeur apart huisvesten van melkvee en drinken uit een gemeenschappelijke drinkbak en over-de-draad-contact voorkómen;
  • Wegwerpnaalden gebruiken: gebruik per dier één naald.

Overdracht via melk voorkomen:

  • Biest van eigen moeder geven (tenzij moeder aangetoond besmet is);
  • Na biestperiode overgaan op kunstmelk;
  • Naast klinische mastitis dieren ook (chronisch) hoog celgetal koeien onderzoeken op mycoplasma en positieve dieren isolatie en afvoeren;
  • Uiterst hygiënisch werken in de melkstal (inclusief speendesinfectie met jodiumhoudende dipmiddelen, met 0.5 procent actieve jodium, na het melken).

Overdracht via materiaal en omgeving voorkomen:

  • Reinigen van omgeving en materiaal. Mycoplasma kan onder koele, vochtige omstandigheden een tijd in omgeving overleven, maar kan slecht tegen droogte. Door de afwezigheid van een celwand is de bacterie goed gevoelig voor desinfectiemiddelen.

Weerstand koppel optimaliseren:

  • Vrij worden/blijven van BVD en salmonella;
  • Kwaliteit voer en water optimaliseren (inclusief goede mineralenvoorziening);
  • Overbezetting voorkomen;
  • Stress voorkomen;
  • Zorgen voor goede biestvoorziening kalveren;
  • Optimaliseren aanpak overige luchtwegaandoeningen (klimaat, eventuele pinkengriepvaccinatie).

Bekijk ook het Protocol Aanpak en Preventie van Mycoplasma bovis


Preventie van Mycoplasma

Preventieve maatregelen om insleep te beperken zijn:

  • Hanteren van een gesloten bedrijfsvoering (ook geen aanvoer pinkenstier);
  • Gebruikmaken van een hygiënesluis en bedrijfskleding voor erfbetreders;
  • Als er wel dieren worden aangekocht: zorg dat deze (inclusief dekstier en vaarzen op aparte jongveelocatie) altijd worden bemonsterd bij introductie op het bedrijf (bloed of melk). Hiermee wordt het risico op introductie van mycoplasma gereduceerd. Tot de uitslag bekend is, kunnen deze dieren het beste in quarantaine worden gehuisvest;
  • Een bedrijfsscreening uitvoeren op mycoplasma antistoffen. Dit is een goede controle om te kijken of de koppel (recent) in contact is geweest met mycoplasma. Dit kan door middel het nemen van bloedmonsters of een tankmelkmonster.

Bekijk ook het Protocol Aanpak en Preventie van Mycoplasma bovis

Dierziekte informatie Mycoplasma Rund


Verschijnselen

De meest voorkomende klachten zijn longontsteking, gewrichtsontsteking en/of uierontsteking bij één of meerdere diergroepen (melkgevende dieren, niet-melkgevende dieren en/of jongvee). In mindere mate worden ook oogontsteking, verwerpen en/of middenoorontsteking bij het jongvee gezien.

Uierontstekingen worden in de meeste gevallen gekenmerkt door onbehandelbare milde tot matig ernstige klinische mastitis aan meerdere kwartieren bij een koe die niet algemeen ziek is (geen koorts heeft), soms typische rijstkorrel-achtige neerslag in de melk en vaak een slechte reactie op therapie. Soms geeft een infectie met mycoplasma alleen een verhoogd celgetal, maar een infectie kan ook geheel zonder symptomen verlopen.

Met name bij kalveren kan een mycoplasma-infectie leiden tot een longontsteking. De kalveren hebben een droge hoest, koorts en/of traanogen. Klinisch is deze vorm van longontsteking niet te onderscheiden van longontsteking door andere ziekteverwekkers. Klachten kunnen chronisch zijn en de reactie op behandeling is nog weleens teleurstellend. Mycoplasma kan primaire longproblemen geven, maar ook in combinatie met andere bacteriële componenten (met name Pasteurella multocida, Mannheimia haemolytica en Histophilus somnus). Bij kalveren wordt een longontsteking een enkele keer gevolgd door een middenoorontsteking (waardoor ze de kop scheef houden). In sommige gevallen kunnen ook volwassen dieren een longontsteking ontwikkelen door mycoplasma. Ook bij dieren zonder klachten kan mycoplasma gevonden worden in de keelholte.

Kenmerkend voor de gewrichtsontsteking is ernstige pijnlijkheid en daardoor het niet of nauwelijks belasten van de poot, roodheid en /of zwelling. Bij melkkoeien valt op dat vooral vaak met name de voorpoten zijn aangedaan. Bij kalveren zijn ontstekingen aan (meerdere) gewrichten bekend, al of niet aansluitend aan een longontsteking door Mycoplasma bovis. Dit beeld wordt vaker gezien bij vleeskalveren dan bij fokkalveren. De behandelresultaten van gewrichtsontstekingen zijn teleurstellend.


Diagnose van mycoplasma

Belangrijk onderdeel in het plan van aanpak om Mycoplasma bovis op het melkveebedrijf onder controle te krijgen is het identificeren van geïnfecteerde dieren en deze afzonderen binnen de koppel, zodat niet-geïnfecteerde dieren niet worden blootgesteld. Er is nog veel onduidelijk over de verspreiding van M. bovis tussen bedrijven, maar ook de besmettelijkheid en overdracht van de infectie binnen bedrijven is (nog) niet volledig opgehelderd. Dit maakt het een moeilijk grijpbare aandoening. Een gestructureerde aanpak vraagt maatwerk op een bedrijf en soms ook risicobereidheid van de veehouder. Mits de infectie tijdig wordt onderkend met de juiste diagnostiek kan extra schade worden voorkomen.

Onderzoek in (tank-)melk

Wanneer er sprake is van onbehandelbare klinische mastitis aan meerdere kwartieren met zanderige melk en een negatief routine bacteriologisch onderzoek dan wordt de verdenking op mycoplasma meer waarschijnlijk. Vanwege specifieke dieetwensen en zeer trage groeiomstandigheden van mycoplasma in het laboratorium, wordt deze bij routinematig bacteriologisch onderzoek van melk niet gevonden. In het laboratorium moet een specifieke mycoplasma-kweek worden aangevraagd op verse (tank-)melk of kan er gekozen worden voor het opsporen van genetisch materiaal via een PCR-test op (tank-)melk.

De melkmonsters voor mycoplasma-kweek (doorlooptijd 12 werkdagen) dienen vers (na gekoeld transport!) te worden ingezet en dienen specifiek te worden onderzocht op Mycoplasma spp.  Belangrijk hierbij is dat melkmonsters voor mycoplasma-kweek niet ingevroren zijn (geweest). Aangezien deze bacteriën geen celwand hebben overleven ze invriezen vaak niet, waardoor ze niet meer kunnen groeien op de voedingsbodem. GD heeft daarnaast een snellere PCR-test op (dood) genetisch materiaal beschikbaar (doorlooptijd vier werkdagen) voor individuele melk en tankmelk om het genetisch materiaal van Mycoplasma bovis aan te kunnen tonen.

Onderzoek van tankmelk kan worden ingezet om (diergroepen op) het bedrijf te screenen op de aanwezigheid van koeien met mycoplasmamastitis. Bedenk dat koeien met (ernstige) klinische mastitis niet in de tank worden gemolken. Tankmelkonderzoek is niet geschikt als screening voor mycoplasmaproblematiek in andere orgaansystemen. Bespreek de mogelijkheden en uw keuze voor diagnostiek vóór het insturen van (tank-)melkmonsters eventueel met een GD-specialist; op deze manier kunnen we samen van gedachten wisselen over de optimale monsternamemethodiek en inzendprocedure. 

Onderzoek in gewrichtsvloeistof (PCR of kweek)

Wanneer u een gewrichtspunctie gaat uitvoeren is het belangrijk de koe en de poot goed te fixeren. Voor de steriliteit moet de injectieplaats gewassen, geschoren en gedesinfecteerd worden. Het radiocarpaal gewricht kan lateraal en mediaal van de M. extensor carpi radialis gepuncteerd worden, het intercarpaal gewricht lateraal en mediaal van de M. extensor digitorum communis en het carpometacarpaal gewricht mediaal van de laterale M. extensor digitalis.

Voor de diagnostiek kan worden gekozen uit kweek of PCR. De PCR-test op Mycoplasma bovis heeft een doorlooptijd van vier werkdagen. Een mycoplasmakweek duurt tot twaalf werkdagen, maar kan eerder al resultaat hebben als het monster sterk positief is en de bacterie dus al snel zichtbaar groei geeft. De kweek kan behalve Mycoplasma bovis ook enkele andere soorten mycoplasma opsporen en biedt bovendien de mogelijkheid tot het uitvoeren van een gevoeligheidstest.

Onderzoek van longspoeling

Voor de diagnostiek van mycoplasma bij luchtwegaandoeningen is een longspoeling geschikt. Per koppel is een steekproef van drie kalveren voldoende (bij voorkeur acuut zieke dieren die nog niet behandeld zijn met antibiotica). Na het aantonen van Mycoplasma spp. (kweek) kan hierop ook een gevoeligheidsbepaling worden uitgevoerd (apart aankruisen op inzendformulier). Bij longspoelingen worden ook af en toe andere mycoplasmatypes gevonden dan Mycoplasma bovis. Deze zullen waarschijnlijk niet gevonden worden bij serologisch onderzoek.

Onderzoek in bloed van individuele koeien

Een andere mogelijkheid voor het bevestigen van de diagnose is het doen van serologisch onderzoek bij vijf dieren met typische klachten (sinds meer dan twee tot drie weken). Er worden afweerstoffen tegen Mycoplasma bovis bepaald in het bloed met behulp van een ELISA. Deze test geeft aan of het dier in het verleden aan mycoplasma blootgesteld is geweest. De uitslag kan variëren van 0 tot +++++. Bij +++ of meer wordt gesproken van ‘afweerstoffen aangetoond’.

Serologie is vooral bedoeld voor de bedrijfsdiagnose en minder voor diagnostiek bij het individuele dier. Bij eenmalige serologie moet men er bij jonge kalveren rekening mee houden dat het om maternale antilichamen kan gaan. Gepaarde serologie is ook een goed hulpmiddel om de diagnose te bevestigen.

Sectie

Ook in de sectiezaal is het mogelijk de diagnose mycoplasma te stellen. Mocht mycoplasma tijdens de sectie zijn aangetoond, kunt u binnen vijf dagen na de uitslag van dit bacteriologisch onderzoek aanvullend een gevoeligheidsbepaling aanvragen.

Gevoeligheidsbepaling mycoplasma

Bij GD is het mogelijk een gevoeligheidsbepaling van mycoplasma aan te vragen. Dit kan na kweek op monstermateriaal van een longspoeling of van overige dierlijke materialen (bijvoorbeeld gewrichtspunctaat).


Risicofactoren voor mycoplasma

Er is nog weinig bekend over de risicofactoren van mycoplasma. Op basis van huidige literatuur komen de volgende risicofactoren naar voren:

Risicofactoren voor introductie van Mycoplasma bovis op het bedrijf

  • Aankoop
  • Diercontacten (pinkenstier, gezamenlijke opfok, samenweiden of over-de-draadcontacten)
  • Grote(re) melkveebedrijven (op basis van onderzoek in de USA)

Risicofactoren voor verspreiding van Mycoplasma bovis binnen bedrijven

  • Overdracht tijdens het melken
  • Neus-neuscontacten
  • Overdracht van koe op kalf tijdens de geboorte
  • Overdracht van koe op kalf door biest of koemelk
  • Overdracht tussen kalveren door gebruik drinkautomaat
  • Overdracht door besmette naalden

Uitbraken met mycoplasma komen in de Verenigde Staten vaker voor op grotere bedrijven. Mycoplasma spp. (voornamelijk Mycoplasma bovis) spreiden makkelijk op bedrijven met veel koeverkeer; aanvoer van runderen in een koppel kan aanleiding zijn tot klinische verschijnselen maar ook onderdrukking van de koppelimmuniteit kan een rol spelen.


Aanpak van mycoplasma

Over de aanpak van mycoplasma is nog niet alles bekend. De hier geadviseerde aanpak is gebaseerd op huidige literatuur en ervaring. Het plan van aanpak voor mycoplasma dient gestructureerd te zijn en is sterk afhankelijk van het aangetaste orgaansysteem.

Algemeen

Gesloten bedrijfsvoering.
Hygiëne: hygiënesluis; bedrijfskleding voor erfbetreders, hygiënisch werken, reiniging omgeving

Weerstand optimaliseren:

  • Goede gezondheidsstatus van de koppel (vrij van BVD en salmonella);
  • Goede voeding (inclusief goede mineralenvoorziening, afgestemd op de specifieke diergroepen);
  • Optimaliseren huisvesting , voorkom overbezetting;
  • Stress zoveel mogelijk voorkomen;
  • Goede biestvoorziening kalveren;
  • Optimaliseren aanpak overige luchtwegaandoeningen (klimaat, eventuele pinkengriepvaccinatie).

Voorkom contact met de kiem tussen dieren onderling:

  • Overdracht via koemelk voorkomen (na biestperiode overgaan op kunstmelk);
  • Kalveren eerste periode individueel huisvesten of in elk geval groepjes maken;
  • Individueel verstrekken melk;
  • Identificatie, isolatie (en afvoer) van zieke dieren, zie hieronder;
  • Jongvee bij voorkeur apart huisvesten van melkvee;
  • Uiterst hygiënisch werken in de melkstal (inclusief speendesinfectie met jodiumhoudende dipmiddelen na het melken).

Uierontsteking

Belangrijk onderdeel in de strategie om uierontstekingen veroorzaakt door mycoplasma onder controle te krijgen, is de identificatie van geïnfecteerde dieren en vervolgens afzondering, zodat blootstelling aan niet-geïnfecteerde dieren wordt verminderd.
Een gevoeligheidsbepaling is bij mastitis niet zinvol, omdat een behandeling van een mastitis zelden tot genezing lijdt. De op het oog schijnbaar genezen koeien blijken later vaak asymptomatische (onzichtbare) dragers te zijn. Afvoer lijkt de enige optie.

Na afvoer van dieren met mycoplasmamastitis kan de tank gunstig worden, maar het advies is om in de tussenliggende periode ook de individuele dieren die aan de melk komen (drachtige vaarzen, droge koeien) te bemonsteren om nieuwe gevallen tijdig te herkennen. Frequent bemonsteren en monitoren van de tankmelk verdient aanbeveling om de status van het bedrijf in de tijd te vervolgen en verdere verspreiding van de mycoplasma in de melkveekoppel snel te signaleren.

Gewrichtsontsteking

Wanneer Mycoplasma bovis in gewrichtsvloeistof wordt aangetoond, is de prognose vanwege de moeilijke bereikbaarheid van de kiem voor antibiotica slecht. In een zéér vroeg stadium kan voor een antibioticumtoediening gecombineerd met een NSAID worden gekozen. In het formularium is geen specifieke keuze voor gewrichtsontsteking bij melkvee opgenomen, dus als gekozen wordt voor behandeling is een gevoeligheidsbepaling van belang voor een optimale kans van slagen en voor de onderbouwing van het gebruikte antibioticum. Het wel of niet inzetten van een eventuele therapie moet goed afgewogen en besproken worden, ook vanwege het mogelijke risico van spreiding. In het geval van artritis is het nog onduidelijk in welke mate er overdracht is en hoe die verloopt.

GD startte in het voorjaar van 2016, in opdracht van ZuivelNL, een groot praktijkonderzoek naar het verloop van mycoplasma-uitbraken binnen bedrijven. Op zo’n 20 melkveebedrijven wordt onder andere gekeken naar de verschijnselen en ernst van infecties, de biosecurity, rol van aankoop, contactstructuren tussen dieren en overbezetting. De resultaten van dit praktijkonderzoek worden eind 2017 verwacht.

Luchtwegproblemen

Als uit longontstekingen mycoplasma wordt aangetoond, kan een gevoeligheidsbepaling helpen het juiste antibioticum te kiezen. Tegen alle antibiotica die zijn geregistreerd voor longaandoeningen bij kalveren is in meer of mindere mate resistentie aangetoond. Een gevoeligheidsbepaling is dus van belang om voor ieder specifiek bedrijf een goede behandelkeuze te maken. Als behalve mycoplasma ook andere kiemen een rol spelen bij de longontsteking kan pinkengriepvaccinatie mogelijk een toegevoegde waarde hebben. Een vaccin tegen mycoplasma is er niet en lijkt voorlopig ook niet te komen.

Als er problemen zijn bij de kalveren is het goed om te controleren hoe het staat met de mycoplasma bij de koeien, om uit te sluiten dat de infectie via de biest al bij het jongvee binnengebracht wordt door bijvoorbeeld asymptomatische dragers. Als er op basis van klinische verschijnselen bij het melkvee geen aanleiding is om daar mycoplasmaproblematiek te vermoeden, is tankmelkonderzoek een goede controle (driemaal met steeds twee weken tussentijd). Als er wel klinische verschijnselen zijn bij het melkvee die passen bij mycoplasma is diagnostiek op dierniveau aan te raden.

In hoeverre kalveren op termijn de kiem kwijtraken of bij zich kunnen houden als symptoomloze drager is nog onvoldoende bekend.
Mycoplasma kan aanwezig zijn in de omgeving en overleeft goed onder koele, vochtige omstandigheden. De bacterie kan slecht tegen droogte. Door de afwezigheid van een celwand is hij wel goed gevoelig voor desinfectiemiddelen.


Preventie van mycoplasma

Gesloten bedrijfsvoering.

Hygiëne: hygiënesluis; bedrijfskleding voor erfbetreders, hygiënisch werken (met name in de melkstal; handschoenen dragen, één doek per koe in de voorbehandeling, jodiumdip (550 ppm)), reiniging omgeving.

Weerstand optimaliseren:

  • Goede gezondheidsstatus van de koppel (vrij van BVD en salmonella)
  • Goede voeding (inclusief goede mineralenvoorziening, afgestemd op de specifieke diergroepen)
  • Optimaliseren huisvesting , voorkom overbezetting
  • Stress zoveel mogelijk voorkomen
  • Goede biestvoorziening kalveren
  • Optimaliseren preventie overige luchtwegaandoeningen (klimaat, eventuele pinkengriepvaccinatie)

 

Oude browser

We zien dat u gebruik maakt van een verouderde browser. Niet alle onderdelen van de website zullen daardoor goed functioneren. Download nu de laatste versie van uw browser om veilig te kunnen surfen.