Caprine Arthritis Encefalitis (CAE)
Caprine arthritis encefalitis (CAE) is een persisterende virusinfectie bij geiten. De aandoening is ook bekend onder de volgende namen: goat leucoencephalomyelitis (GLV), ‘big knee’ en CAEV. CAE vertoont veel overeenkomsten met zwoegerziekte (maedi-visna). Het veroorzakende virus wordt meestal het CAE-virus (CAEV) genoemd. CAE veroorzaakt belangrijke economische schade op bedrijfsniveau. CAE is geen zoönose. CAE is een meldingsplichtige ziekte volgens artikel 100 van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.
Dierziekte informatie CAE (Caprine arthritis encefalitis)
Retrovirus als veroorzaker
CAE wordt veroorzaakt door een retrovirus. Retrovirussen zijn RNA-virussen die, met behulp van viraal reverse transcriptase, een DNA-kopie van het virus (provirus) inbouwen in het DNA van de geïnfecteerde cel (vooral monocyten en macrofagen). Bij celdeling deelt ook dit provirus zich.
Bij de Retroviridae worden drie subfamilies onderscheiden; hiervan zijn de Oncovirinae (RNA-tumorvirussen) en de Lentivirinae (dier)geneeskundig van belang. Lentivirussen zijn niet-tumorverwekkende retrovirussen met vergelijkbare eigenschappen. Ze veroorzaken, ondanks de vorming van antistoffen, persisterende infecties die aanleiding kunnen geven tot een langzaam (lenti) verergerend ziektebeeld na een lange periode van latent aanwezig zijn. Behalve het caprine arthritis-encefalitis virus (CAEV) behoren ook het zwoegerziektevirus (MVV), het aidsvirus (human immunodeficiency virus, HIV) en het equine infectious anemia virus (EIAV) tot de Lentivirinae.
Ook het virus dat jaagziekte (longadenomatose, SPA) bij het schaap veroorzaakt, is mogelijk een lentivirus.
Besmetting
Lange tijd is aangenomen dat de belangrijkste besmettingsweg die van de moederdieren, via de melk of biest, naar de lammeren is. Andere besmettingswegen, onder andere via de uitademingslucht van geïnfecteerde dieren, zijn echter minstens zo belangrijk. Na een infectie blijft het virus lange tijd latent in het dier aanwezig. Het duurt in de regel maanden tot soms jaren voordat een geïnfecteerde geit antistoffen tegen het CAE-virus aanmaakt. Dat is het geval wanneer onder invloed van weerstandsvermindering of stress, het virus vrijkomt en zich vermenigvuldigt. Op dat moment herkent het afweerapparaat van de geit het virus als lichaamsvreemd en maakt antistoffen aan. Deze antistoffen zijn aantoonbaar door bloedonderzoek. Ziekteverschijnselen worden nog weer later gezien.
Verschijnselen van CAE
Symptomen
De virusaandoening wordt gekenmerkt door een langzaam voortschrijdende vermagering en sterfte. Dieren worden dor in de vacht. Daarnaast komen meestal ook verschijnselen voor aan:
- gewrichten
- longen
- centraal zenuwstelsel
- uier
Of alle geïnfecteerde dieren uiteindelijk ziekteverschijnselen vertonen is niet duidelijk. Mogelijk treden bij deze langzaam verlopende virusinfectie de verschijnselen bij een gedeelte van de dieren pas zo laat op, dat deze dieren al van ouderdom zijn gestorven.
Gewrichten
Zoals de naam CAE al zegt kunnen er verschijnselen optreden van gewrichtsontsteking (dikke gewrichten). Dit kunnen alle gewrichten of peesschedes van de geit zijn. Het meest opvallend zijn vaak de veranderingen aan de carpi (‘big knee’). Maar ook de tarsi kunnen dik en overvuld raken. Dergelijke geiten gaan steeds moeilijker en strammer lopen.
Longen
Klinische verschijnselen aan de longen worden zelden waargenomen. Meestal beperken deze zich tot een versnelde ademhaling na het opjagen van de dieren.
Centraal zenuwstelsel
CAE kan ook de hersenen aantasten (encefalomyelitis). Dit is met name opvallend bij jonge geiten tot de leeftijd van één jaar (‘kid encephalitis’). Deze jonge dieren kunnen verschijnselen vertonen van een voortschrijdende verlamming van de achterhand. Deze verlamming kan ondanks goede zorg steeds erger worden en uiteindelijk tot de dood leiden.
Uier
De uier kan ook worden aangetast door het virus (induratieve mastitis). De uier wordt echter niet dik of warm en er zijn ook geen veranderingen aan de melk te zien. Het uierweefsel droogt als het ware op, verhardt en de melkproductie loopt terug. Dit is een onherstelbaar proces.
In een eindstadium van een infectie met CAE zetten de geiten zich helemaal droog.
Diagnose van CAE
Diagnose en behandeling
De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld op de klinische verschijnselen. Histologisch en serologisch onderzoek kunnen de diagnose bevestigen. Een behandeling van CAE is niet mogelijk. Dieren met klinische verschijnselen sterven in de regel binnen een paar maanden. Preventie in de vorm van vaccinatie is niet mogelijk.
Testmethodieken
De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld op de verschijnselen. Met bloedonderzoek (antistoffen) kan worden aangetoond of het dier met CAE is geïnfecteerd. Soms zijn bij zieke dieren geen antistoffen meer aantoonbaar. De bevindingen bij sectie vormen dan een extra aanwijzing. Er worden in Nederland voor serologisch onderzoek twee testen gebruikt:
- een indirecte ELISA: alle ingezonden bloedmonsters worden met deze test onderzocht;
- een AGIDT of nadere ELISA: deze testen worden gebruikt als confirmatietest voor alle monsters die in de indirecte ELISA een positieve uitslag geven. De confirmatietest is uiteindelijk bepalend.
Prevalentie van CAE
Besmetting komt volgens een ruwe schatting voor op negentig procent van de bedrijven en bij veertig procent van de geiten in Nederland. Een beperkt aantal bedrijven is CAE-vrij gecertificeerd.
Het merendeel van de melkgeitenbedrijven is wel CAE-vrij gecertificeerd.
Andere landen
CAE komt in veel landen voor. Over de mate van voorkomen zijn geen betrouwbare cijfers voorhanden.
Risicofactoren van CAE
Het CAE-virus bij de geit en het zwoegerziektevirus bij het schaap zijn zeer nauw aan elkaar verwant. Dat betekent dat geiten ook geïnfecteerd kunnen worden door schapen en vice versa.
Bedrijfsvoering
Uit onderzoek is gebleken dat de belangrijkste oorzaak van een besmetting van een koppel geiten het gevolg is van contact met niet CAE-gecertificeerde geiten. Vaak betreft dit het in- en uitbreken van dieren. Het virus kan echter ook, zonder dat er sprake is van direct diercontact, over korte afstand via de uitademingslucht van besmette geiten worden overgedragen op andere geiten. Let er dus op dat de afrastering goed in orde is en zorg ervoor dat de afstand tot andere koppels geiten altijd minimaal 3 meter bedraagt.
Aanvoer dieren
GD heeft een programma voor geiten waarmee bedrijven CAE-gecertificeerd kunnen worden. Voer dus alleen CAE-gecertificeerde geiten aan en als u schapen aanvoert let erop dat deze zwoegerziekte-gecertificeerd zijn. Aangezien de dieren besmet kunnen worden tijdens transport is het daarnaast van groot belang dat geiten en uiteraard ook schapen worden vervoerd in een vooraf goed gereinigde en gedesinfecteerde (aanhang)wagen.
Melk/biest
Overdracht van het CAE-virus via melk/biest is een belangrijke infectieroute. Het voeren van biest van niet CAE-gecertificeerde geiten kan er dus de oorzaak van zijn dat het CAE-virus wordt geïntroduceerd op een bedrijf. Voer dus alleen biest van geiten van het eigen bij voorkeur CAE-gecertificeerd bedrijf of gebruik een geitenbiestvervanger
Keuringen
Het tijdelijk bijeenbrengen van geiten bijvoorbeeld voor keuringen vormt een risico met betrekking tot het in contact komen met geiten die CAE-besmet zijn. Vergewis u er tevoren van dat als u met door de GD CAE-gecertificeerde geiten naar een keuring gaat dat deze keuring alleen toegankelijk is voor door de GD CAE-gecertificeerde geiten. Als er tevens schapen toegelaten worden moeten deze zwoegerziekte-gecertificeerd zijn.
De mens
De mens kan zelf door contact met besmette dieren en vervolgens een vrij koppel te bezoeken, dit koppel infecteren. Het kan heel goed mogelijk zijn dat geiten besmet zijn zonder dat het duidelijk zichtbaar is. Dus hygiëne telt, altijd!
Aanpak van CAE
CAE wordt genoemd in artikel 6 van richtlijn 91/68/EU, de handelsrichtlijn voor kleine herkauwers. Voor het intracommunautaire handelsverkeer moeten fokgeiten afkomstig zijn van bedrijven waar tijdens de laatste drie jaar voorafgaand aan deelname aan het intraverkeer geen klinische verschijnselen van CAE zijn vastgesteld.
De NVWA hanteert deze bepaling zodanig dat voor het intraverkeer geiten afkomstig moeten zijn van bedrijven die CAE-vrij gecertificeerd zijn.
Georganiseerde bestrijding
Sinds 1989 bestaat in ons land een georganiseerde CAE-bestrijding.
Reglement
De bestrijding en bewaking van CAE zijn gebaseerd op het ‘Reglement bestrijding CAE 2004’. Deelnemers aan de georganiseerde bestrijding kunnen zich aanmelden bij de GD. Deelnemers aan de bestrijding van de in georganiseerd verband bestreden dierziekten zijn tevens lid van de ‘Georganiseerde Zorg Kleine Herkauwers’.
Certificeringsonderzoek
Het GD CAE certificeringprogramma is gebaseerd op een reglement van GD. Bedrijven die de CAE status willen verwerven hebben hierbij de keuze uit de volgende mogelijkheden:
- Na een periode van leegstand, aanvoer van CAE vrije geiten, waarbij het mogelijk is om direct het CAE vrij certificaat te behalen;
- Tenminste één negatief bloedonderzoek van de geiten ouder dan zes maanden, volgens een steekproef. Het jaar voorafgaand mogen dan alleen CAE vrije geiten zijn aangevoerd.
Bedrijven met meer dan 300 geiten ouder dan een half jaar krijgen in beide gevallen eerst een bedrijfsbezoek van de GD; hierbij wordt o.a. vastgelegd van welke geiten bloedonderzoek moet plaatsvinden.
Bewakingsonderzoek
Vrije bedrijven moeten na één jaar opnieuw hun dieren laten onderzoeken en dit onderzoek vervolgens elke twee jaar herhalen (dieren ouder dan één jaar). Het aantal te onderzoeken geiten wordt bepaald volgens een steekproefmodel dat met 95 procent zekerheid twee procent positieven aantoont.
Belangrijke overige voorwaarden
Deelnemers aan het bestrijdingsprogramma CAE moeten voldoen aan een aantal voorwaarden.
- Alle dieren op je bedrijf dienen zowel in de landelijke I&R database als bij GD in SG-Online vastgelegd te worden. In de landelijke I&R database is het niet mogelijk om zogenaamde plus gegevens vast te leggen, zoals het geslacht, het ras en vader- en moederdier. Deze gegevens zijn wel van belang voor de diergezondheidsprogramma’s van GD.
- Alleen het toevoegen van CAE-vrij gecertificeerde geiten aan het eigen koppel is toegestaan.
De exacte voorwaarden kun je vinden in het reglement.