- Home
- Diergezondheid
- Dierziekten
- Zwoegerziekte
Zwoegerziekte
Zwoegerziekte is een door een lentivirus veroorzaakte persisterende infectie. Zwoegerziekte gaat gepaard met een langzaam voortschrijdende vermagering waarbij in de regel verschijnselen van long- en uierproblemen voorkomen, maar ook gewrichts- en hersenverschijnselen en uiteindelijk vaak sterfte.
Er worden een aantal verschillende uitingsvormen onderscheiden:
Longvorm
Verschijnselen van de longvorm zijn: niet mee kunnen komen (achterblijven) bij verplaatsen, toegenomen ademhalingsfrequentie, in rust een bemoeilijkte ademhaling met een verlengde uitademing en sterfte. Bij pathologisch onderzoek zijn de longen te zwaar (soms meer dan één kg), te groot en slecht samengevallen.
Uiervorm
Verschijnselen van de uiervorm zijn langzaam toenemende verharding van uierweefsel en een verminderde melkproductie, vaak resulterend in suboptimale groei van lammeren.
Hersenvorm
Het eerste dat opvalt bij deze vorm is het zo nu en dan aan één kant achter overkoot gaan, daarna een langzaam toenemende verlamming vanuit de achterhand, uiteindelijk totale verlamming en sterfte. De dieren blijven alert tot ze doodgaan.
Gewrichtsvorm
Verschijnsel van de gewrichtsvorm is een langzaam verergerende ontsteking van verschillende gewrichten. Vooral de voorknieën zijn aangedaan. Het is niet bekend in hoeverre deze vorm in ons land van betekenis is. Of alle geïnfecteerde dieren uiteindelijk ziekteverschijnselen gaan vertonen is niet duidelijk. Mogelijk treden bij deze langzaam verlopende virusinfectie de zwoegerziekteverschijnselen bij een gedeelte van de dieren pas zo laat op, dat deze dieren al van ouderdom zijn gestorven.
Oorzaak van zwoegerziekte
Zwoegerziekte is een persisterende virusinfectie bij schapen. De IJslandse benaming is maedi (ademnood). De hersenvorm van zwoegerziekte staat ook in ons land bekend met de IJslandse naam visna (verdorren). Het veroorzakende virus wordt meestal het maedi-visna-virus (MVV) genoemd. Dit virus is zeer nauw verwant aan het virus dat de veroorzaker is van caprine arthritis encephalitis (CAE) bij geiten. Na een infectie blijft het virus lange tijd latent in het dier aanwezig. Het duurt in de regel maanden tot soms jaren voordat een geïnfecteerd schaap of lam antistoffen tegen het zwoegerziektevirus aanmaakt. Ziekteverschijnselen worden nog weer later gezien.
Diagnose van zwoegerziekte
De waarschijnlijkheidsdiagnose wordt gesteld op de klinische verschijnselen. Door middel van melk- en bloedonderzoek op het voorkomen van afweerstoffen kan een infectie worden aangetoond (klik hier voor het inzendformulier). Door middel van pathologisch onderzoek van gestorven dieren kan de diagnose worden bevestigd (klik hier voor het inzendformulier).
Risicofactoren voor zwoegerziekte
Via gerichte managementmaatregelen kan besmetting met en verspreiding van zwoegerziekte worden tegengegaan. Sommige maatregelen beperken niet alleen het risico van zwoegerziekte maar ook van andere dierziekten.
Bedrijfsvoering
Uit onderzoek is gebleken dat de belangrijkste oorzaak van een besmetting van een koppel schapen het gevolg is van contact met niet zwoegerziekte-gecertificeerde schapen. Vaak betreft dit het in- en uitbreken van dieren. Het virus kan echter ook, zonder dat er sprake is van direct diercontact, over korte afstand via de uitademingslucht van besmette schapen worden overgedragen op andere schapen. Let er dus op dat de afrastering goed in orde is en zorg ervoor dat de afstand tot andere koppels schapen en geiten altijd minimaal 3 meter bedraagt.
Het zwoegerziektevirus bij het schaap en het CAE-virus bij de geit zijn zeer nauw aan elkaar verwant. Dat betekent dat schapen ook geïnfecteerd kunnen worden door geiten en vice versa.
Aanvoer dieren
GD heeft een programma voor schapen waarmee bedrijven zwoegerziekte-gecertificeerd kunnen worden. Voer dus alleen zwoegerziekte-gecertificeerde schapen aan en als je geiten aanvoert let erop dat deze CAE-gecertificeerd zijn. Aangezien de dieren besmet kunnen worden tijdens transport is het daarnaast van groot belang dat schapen en uiteraard ook geiten worden vervoerd in een vooraf goed gereinigde en gedesinfecteerde (aanhang)wagen.
Denk er ook aan dat bij aankoop maar bij het huren van een dekram dat deze afkomstig is van een zwoegerziekte gecertificeerd bedrijf en in tussentijd niet in contact geweest is met niet zwoegerziekte-gecertificeerde schapen.
Melk/biest
Overdracht van het zwoegerziektevirus via melk/biest is een belangrijke infectieroute. Het voeren van biest van niet zwoegerziekte gecertificeerde schapen kan er dus de oorzaak van zijn dat het zwoegerziekte-virus wordt geïntroduceerd op een bedrijf. Voer dus alleen biest van schapen van het eigen bedrijf of van een zwoegerziekte gecertificeerd bedrijf.
Keuringen
Het tijdelijk bijeenbrengen van schapen bijvoorbeeld voor keuringen vormt een risico met betrekking tot het in contact komen met schapen die zwoegerziekte besmet zijn. Vergewis je er tevoren van dat als je met zwoegerziekte gecertificeerde schapen naar een keuring gaat dat deze keuring alleen toegankelijk is voor door GD erkende zwoegerziekte gecertificeerde schapen. Als er tevens geiten toegelaten worden moeten deze CAE-gecertificeerd zijn.
De mens
De mens kan zelf door contact met besmette dieren en vervolgens een vrij koppel te bezoeken, dit koppel infecteren. Het kan heel goed mogelijk zijn dat schapen besmet zijn zonder dat het duidelijk zichtbaar is. Dus hygiëne telt altijd!
Aanpak van zwoegerziekte
Een behandeling tegen zwoegerziekte is niet mogelijk. Zwoegerziekte is een progressieve ongeneeslijke ziekte. De meeste geïnfecteerde dieren ontwikkelen op termijn klinische verschijnselen. Dieren met klinische verschijnselen sterven in de regel binnen een paar maanden. Preventie in de vorm van vaccineren is niet mogelijk.
Er kan op een aantal manieren met zwoegerziekte worden omgegaan:
Niets doen
Koppels waarin zwoegerziekte niet wordt aangepakt zullen worden geconfronteerd met de nadelige gevolgen van een besmetting. Afhankelijk van de omstandigheden zullen de klinische verschijnselen meer of minder ernstig zijn.
Afvoer besmette dieren/koppel
Indien de diagnose bevestigd is, kun je als schapenhouder verschillende beslissingen nemen. Je kunt kiezen voor:
- De afvoer van besmette schapen na bloedonderzoek van het gehele koppel. Dit onderzoek zal in het algemeen meerdere keren uitgevoerd moeten worden om alle besmette dieren op te sporen. Deze aanpak levert niet altijd het gewenste resultaat op, aangezien positieve schapen altijd later dan gewenst worden opgespoord en de infectie zich hierdoor kan blijven verspreiden.
- Moederloze opfok. Alle aan te houden lammeren dienen direct (!) na de geboorte bij hun moeder te worden weggehaald en vervolgens zonder enig indirect of direct contact moederloos te worden opgefokt, zonder dat zij biest of melk krijgen van niet-zwoegerziekte gecertificeerde ooien. Deze aanpak vereist veel inzet van de houder. Hij/zij zal zich bewust moeten zijn van de risico’s en hiernaar handelen.
- De afvoer van het gehele koppel en deze vervangen door een zwoegerziekte-gecertificeerde koppel schapen. Dit is verreweg de eenvoudigste manier om als bedrijf zwoegerziekte-gecertificeerd te worden.
Zwoegerziekte is nauw verwant aan Caprine Arthritis Encephalitis (CAE). Bovendien kunnen schapen met CAE besmet worden en geiten met zwoegerziekte. Indien er ook geiten gehouden worden, is het raadzaam deze dieren te laten onderzoeken op CAE. Besmette dieren dient dienen afgevoerd te worden om besmetting van de schapen te voorkomen.
Zwoegerziekte Tankmelk Check
Om een eerste goede indruk te krijgen van het voorkomen van zwoegerziekte op je bedrijf kun je gebruik maken van de Zwoegerziekte Tankmelk Check. Tijdig inzicht en gerichte acties leiden tot het terugdringen van de schade. Tankmelkonderzoek wijst uit of je schapen mogelijk besmet zijn met het virus. Naar aanleiding van de uitslag kun je contact opnemen met je dierenarts of met de GD deskundigen.
Zwoegerziekte Certificering
GD heeft een programma ontwikkeld waarmee koppels schapen zwoegerziekte gecertificeerd kunnen worden. Vrijwel alle schapenfokbedrijven zijn inmiddels zwoegerziektevrij gecertificeerd. Lees meer.
Voor vragen of een afspraak over de aanpak van zwoegerziekte op je bedrijf kun je de GD bereiken via 088 20 25 500.
Dierziekte informatie Zwoegerziekte
Zwoegerziekte (maedi-visna) is een persisterende virusinfectie bij schapen. De aandoening heeft een viertal verschijningsvormen: de longvorm (maedi), de hersenvorm (visna), de uiervorm en de gewrichtsvorm. De ziekte is ook bekend onder de namen ovine progressive pneumonia (OPPV), chronic progressive pneumonia, Graff-Reinet Disease en la Bouhite.
De kiem
Zwoegerziekte wordt veroorzaakt door het Maedi-Visna virus (MVV). Maedi-visna is in 1954 voor het eerst beschreven in IJsland. “maedi” betekent ademnood in het IJslands en “visna” verwijst naar de neurologische vorm. MVV is een retrovirus en dat zijn RNA-virussen die, met behulp van viraal reverse transcriptase, een DNA-kopie van het virus (provirus) inbouwen in het DNA van de geïnfecteerde cel (vooral monocyten en macrofagen). Bij de retroviridae worden drie subfamilies onderscheiden; hiervan zijn de oncovirinae (RNA-tumorvirussen) en de lentivirinae (dier)geneeskundig van belang.
Zwoegerziekte bij schapen veroorzaakt door MVV, en caprine arthritis encephalitis (CAE) bij geiten veroorzaakt door CAEV, worden gezien als leden van de groep van small ruminant lentiviruses (SRLV).
Gevoelige diersoorten
Zwoegerziekte is een persisterende virusinfectie bij schapen. Het virus dat zwoegerziekte bij schapen veroorzaakt lijkt sterk op het virus dat CAE bij geiten veroorzaakt. Kruisbesmettingen zijn zeldzaam, maar beschreven (Cardinaux, Zahno et al. 2013). Dus bij de aanpak van MVV bij schapen en CAEV bij geiten op hetzelfde bedrijf, zullen beide aandoeningen gezamenlijk benaderd moeten worden. Er zijn aanwijzingen dat Moefflons, Steenbokken (Ibex) en Chamois door SRLV besmet kunnen worden, maar waarschijnlijk gaat het om verwante virussen die wel van SRLV onderscheiden zouden kunnen worden.
Volksgezondheid
Mensen kunnen niet besmet worden met MVV. Er is geen serologisch of klinisch bewijs dat de mens vatbaar is voor MVV.
Overleving
Het MVV kan niet langer dan een paar dagen in de omgeving overleven, met name onder hete, zonrijke, droge omstandigheden is de overlevingsduur kort.
Desinfectie
Lentivirussen kunnen worden vernietigd met de meest gebruikelijke desinfectantia (vetoplosbare, phenolen, formaldehyde en lage pH (<4.2)). Phenolen en quaternaire ammoniumverbindingen worden aanbevolen voor de desinfectie van materialen die gebruikt worden in MVV-vrije én niet MVV-vrije koppels.
Verschijnselen van MVV
De meeste infecties zijn subklinisch, slechts een klein deel van de geïnfecteerde dieren ontwikkelt progressieve, niet te behandelen ziekteverschijnselen.
Klinische verschijnselen
Zwoegerziekte kan zich in verschillende vormen klinisch presenteren:
- Longvorm
- Hersenvorm
- Uiervorm
- Gewrichtsvorm
De longvorm wordt gekenmerkt door een chronische progressieve pneumonie. Verschijnselen bij de longvorm zijn achterblijven bij het verplaatsen van het koppel, een toegenomen ademfrequentie, een bemoeilijkte ademhaling in rust (met een verlengde te abdominale ademhaling (naknijpen)), vermageren en uiteindelijk sterfte.
De hersenvorm wordt met name gekenmerkt door een meningo-encefalitis, een hersenontsteking waarbij ook de het hersenvlies betrokken is. Bij de hersenvorm is het eerste dat wordt gezien het aan één kant achter overkoot gaan, daarna een langzaam verergerende verlamming vanuit de achterhand en uiteindelijk totale verlamming en sterfte. Ook kunnen ataxie, trillen van de lippen, incoördinatie, spiertrillingen en parese worden gezien. Deze vorm doet zich vrijwel uitsluitend bij volwassen schapen voor.
De uiervorm wordt gekenmerkt door een chronische induratieve mastitis. Bij de uiervorm treedt een langzaam toenemende verharding van het uierweefsel op (knobbelig vleesuier). Ook zal de melkproductie verminderen. Daarnaast zijn de mammaire lymfeknopen vergroot. Opvallend is dat de uier niet rood en pijnlijk is. Ook is de melk niet afwijkend.
Bij de gewrichtsvorm worden de gewrichten dikker, met name de voorknieën. De gewrichten zijn overvuld, maar niet opvallend warm of pijnlijk bij klinisch onderzoek.
Morbiditeit/mortaliteit
De meeste infecties verlopen asymptomatisch, maar wanneer klinische verschijnselen van de longen optreden zijn die uiteindelijk fataal. Wanneer in een koppel klinische verschijnselen optreden is het aantal serologisch positieve dieren vaak groter dan 80% (afhankelijk van de gebruikte serologische test). De morbiditeit kan dus oplopen tot bijna 100%.
Wanneer MVV voor het eerst in een koppel of regio wordt geïntroduceerd is de mortaliteit eerst nog laag, maar later kan deze wel oplopen tot 20-25%. Dit is natuurlijk ook afhankelijk het moment waarop een schapenhouder besluit tot (vrijwillige) afvoer. Door aanpassing van de afvoerstrategie van een schapenhouder zal de mortaliteit afnemen. Hij zal zijn schapen al aanbieden voor de slacht in een stadium dat er nog weinig klinische verschijnselen aan het dier zichtbaar zijn.
Uitscheiding van de kiem
Het MVV wordt voornamelijk verspreid via geïnfecteerde biest en melk aan zogende lammeren. Ook kan het virus door direct contact worden verspreid (waarschijnlijk via de respiratoire route). Verspreiding door met mest besmet drinkwater is ook beschreven. De kans op intra-uteriene verspreiding is verwaarloosbaar, maar zeker niet uitgesloten. Het virus is ook aangetoond in sperma (Peterson et al., 2008). Seksuele overdraagbaarheid is waarschijnlijk, aangezien virus geïsoleerd kan worden uit baarmoederspoelingen, dit is echter niet onomstotelijk aangetoond. De eicel is door de omringende cumuluscellen, beschermd tegen besmetting. Experimenteel zijn eicellen waarbij de cumuluscellaag verwijderd is wel geïnfecteerd, maar bij een intacte cumuluscellaag bleek infectie niet mogelijk. Besmetting (experimenteel) via de conjunctiva is ook beschreven (Niesalla et al., 2008).
Differentiaaldiagnose
Voor de differentiaaldiagnose komen in aanmerking:
- Longvorm:
- Longadenomatose
- Parasitaire longinfecties
- Caseous lymfadenitis (CL) met betrokkenheid van de longen
- Hersenvorm:
- Scrapie
- Listeriose
- Rabies
- Louping-ill en neurologische aandoeningen door andere flaviviridae (bv. TBE)
- Beschadigingen aan het centrale zenuwstelsel
- Uiervorm:
- Diverse vormen van mastitis
- Gewrichtsvorm:
- Caprine arthritis encefalitis
- Diverse gewrichtsaandoeningen
Diagnose van MVV
Pathologie
Bij pathologisch onderzoek van een dier met de longvorm van zwoegerziekte zijn de longen vergroot, ze hebben een abnormale vorm, zijn te zwaar en vallen slecht samen als de thorax wordt geopend. De longen zijn emfysemateus en bleek van kleur. Bij histologisch onderzoek blijken de longveranderingen een chronische diffuse interstitiële pneumonie te bevatten, alsook hyperplasie van het perivaculaire en peribronchiale lymfoide weefsel en hypertrofie van het gladde spierweefsel in de longen.
Bij sectie van een dier met de hersenvorm van zwoegerziekte zijn naast vermagering alleen afwijkingen in hersenen en ruggenmerg waarneembaar. De meningen kunnen troebel zijn en het ruggenmerg gezwollen. Bij microscopisch onderzoek wordt een meningo-leucoencefalitis met secundaire demyelinisatie waargenomen. Monsters voor histologie kunnen van alle geïnfecteerde weefsels zijn, zoals de longen, mediastinale lymfeknopen, de hersenen, het ruggenmerg, de uier, de gewrichten en de nieren.
Bij de uiervorm van zwoegerziekte is de uier diffuus verbindweefseld en zijn de bijbehorende lymfeknopen vergroot. Histologisch is de uier gekarakteriseerd door mononucleaire infiltratie van het periductulaire stroma. Deze cellen vervangen het normale uierweefsel. Bij dieren met de uiervorm van zwoegerziekte kunnen al op jonge leeftijd histologische veranderingen in de uier worden waargenomen.
Bij de artritisvorm van zwoegerziekte vallen vooral de verdikte carpaal- en een enkele keer de verdikte tarsaalgewrichten op. Microscopisch kan villus hyperplasie en lymfoplasmacellulaire synovialisitis gezien worden. In de nieren kan een vasculitis worden aangetoond.
Isolatie van de kiem
Virusisolatie kan in veneus bloed of op melk van levende dieren worden uitgevoerd. Bij sectie kan het MVV worden geïsoleerd in de longen, de mediastinale lymfeknopen en de milt. Bij verdenking van de hersenvorm dienen monsters van de hersenen en het ruggenmerg te worden genomen. Alveolaire macrofagen kunnen tijdens de sectie worden opgevangen bij longlavage. De monsters voor virusisolatie en de alveolaire macrofagen moeten zo vers mogelijk zijn.
De polymerase chain reaction (PCR) kan op vol bloed (Brinkhof et al., 2008) en weefselmonsters toegepast worden. PCR op long, ruggenmerg en uierweefsel wordt onder andere gebruikt als confirmatietest naast serologie. Het mankement van de PCR op vol bloed is dat de pakkans klein is. Het virus bevindt zich in de monocyten/macrofagen. Het percentage monocyten/macrofagen is 0 - 0,1% van de witte bloedcellen. Als bij een besmetting 1 op de 1000 monocyten/macrofagen besmet is met virus, is de kans om het virus te treffen gering.
Serologie
Serum kan worden onderzocht met behulp van verschillende serologische technieken. Ook (tank)melk kan worden onderzocht op aanwezigheid van antistoffen.
Er zijn verschillende commerciële MVV ELISA’s op de markt. Niet al deze testen presteren even goed op monsters van Nederlandse schapen. GD heeft in 1999 en in 2014 een testvergelijking uitgevoerd. Op basis van deze testvergelijken worden bij GD voor serologisch onderzoek de volgende testen gebruikt:
Een indirecte ELISA (enzyme-linked immuno sorbent assay): alle ingezonden bloedmonsters worden met deze test onderzocht (Brinkhof and van Maanen 2007).
- Een AGIDT (agar gel immunodiffusie test): deze test wordt gebruikt als confirmatietest voor alle monsters die in de indirecte ELISA een positieve uitslag geven. De confirmatietest is uiteindelijk bepalend.
- Een ELISA gebaseerd op een ander eiwit dan de eerder genoemde test. Deze test heeft in 2017 de AGIDT test vervangen als confirmatietest.
Prevalentie van MVV
MVV komt wereldwijd voor en de prevalentie verschilt erg per regio. Alleen Australië en Nieuw-Zeeland zijn voor zover bekend zwoegerziekte-vrij. Hierbij dient te worden opgemaakt dat een ander small ruminant lentivirus, CAE, wel bij geiten in Australië is aangetoond.
De aandoening komt in Nederland volgens ruwe schatting op 70% van de schapenbedrijven voor en bij 25% van de schapen. Van de bedrijven die zijn aangesloten bij fokkerijorganisaties is een aanzienlijk deel zwoegerziektevrij. Ongeveer 3500 van de circa 36.000 schapen- en geitenbedrijven zijn officieel vrij van MVV en CAE. Omdat er sprake is van een georganiseerde zwoegerziektebestrijding op vrijwillige basis zijn de maatregelen vastgelegd in het “Reglement bestrijding zwoegerziekte 2004” voor de deelnemers wel vrijwillig maar niet vrijblijvend.
Historie
Zwoegerziekte wordt in vrijwel de gehele wereld beschreven, maar is ontdekt op IJsland, waar ook de IJslandse naamgeving maedi (voor de longvorm) visna (voor de hersenvorm) vandaan komt (Thormar 2013). De aandoening zwoegerziekte is in Nederland voor het eerst beschreven in 1918 op het zuidelijke deel van het eiland Texel.
Europa
De situatie in andere Europese landen verschilt wezenlijk per land, maar bijvoorbeeld het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, België, Denemarken, Zweden, Noorwegen en Duitsland kennen een overeenkomstige vrijwillige aanpak van MVV.
In 2010 is er in het Verenigd Koninkrijk een toename van MVV-uitbraken waargenomen in (voorheen) MVV-geaccrediteerde kuddes (12 ten opzichte van 3 in andere jaren) (Ritchie and Hosie 2010). In februari 2012 is er vanuit de sheepvets group een mailing uitgegaan waarin stond dat er een toename in MVV-gevallen in niet MVV-geaccrediteerde kuddes werd gezien. In 2016 is er wederom gewaarschuwd voor een toename van MVV-gevallen. In 2014 voor via Promed voor melding gemaakt van het voorkomen van CAE in Polen. Het voorkomen van CAE aldaar was eerder niet bekend. In 2014 is een publicatie verschenen waarin wordt beschreven dat in 2011 in Japan voor het eerst MVV is vastgesteld en in 2016 in India (Didugu 2016). In het voorjaar van 2015 is in Schotland geadviseerd schapen die in matige conditie de winter uit kwamen te testen op MVV waarbij in 23% van de geteste koppels MVV gediagnostiseerd werd.
Tot en met 2016 rapporteerde de volgende landen klinische MVV aan de OIE: Cyprus, Frankrijk, Duitsland, Griekenland, Nederland, Portugal, Spanje, Zwitserland en het Verenigd Koninkrijk. Landen met bewijs van infectie maar geen klinische problemen zijn: België, Estland, Letland en Zweden. MVV wordt vermoed in Andorra, Denemarken, Malta en Montenegro.
Andere landen
De situatie in andere niet-Europese landen verschilt ook wezenlijk per land; er zijn landen met een overeenkomstige vrijwillige aanpak van MVV, maar er zijn ook veel landen waar niets bekend is over de mate van voorkomen. Ook in Canada, de Verenigde Staten, Argentinië, Israël en Jordanië komt MVV voor.
Aanpak van MVV
Meldingsplicht
Zwoegerziekte is een meldingsplichtige ziekte volgens de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren artikel 100. Een aangetoonde infectie dient te worden gemeld bij de NVWA.
Vaccinatie
Er is voor MVV bij schapen en CAE bij geiten is (nog) geen vaccin beschikbaar, ondanks dat er wereldwijd veel onderzoek naar wordt uitgevoerd (Reina et al., 2008; Niesalla et al., 2009).
Antibiotica
Niet van toepassing.
Overige maatregelen
Sinds 1982 bestaat in ons land een georganiseerde zwoegerziektebestrijding op vrijwillige basis opgezet door de GD. De bestrijding en bewaking zijn gebaseerd op het “Reglement bestrijding zwoegerziekte 2004”. Deze geldt als basis voor de certificering van vrije bedrijven.
Preventie van MVV
Sinds 1982 bestaat in ons land een georganiseerde zwoegerziektebestrijding op vrijwillige basis (zie ‘Overige maatregelen’ onder ‘Aanpak’). De preventie is altijd gebaseerd op het voorkomen van insleep door het niet in contact laten komen van de koppel schapen met niet officieel zwoegerziekte-vrij gecertificeerde schapen.
Denk hierbij aan contacten via:
- Aankoop
- In/uitscharen
- In/uitbraak
- Fokkerij
- Keuringen
- Contacten met geiten
- Indirecte contacten via:
- Kleding/laarzen
- Materialen (emmers, voerbakken, etc)
- Aanhanger
Regelgeving
Uitoefening van de statutaire bevoegdheden
MVV staat op de lijst aangifteplichtige ziekten van het Office International des Epizooties (OIE). Middels een jaarlijkse rapportage wordt door de GD een overzicht verstrekt van het aantal deelnemende bedrijven en een schatting van de mate van voorkomen.
MVV wordt ook genoemd in artikel 6 van richtlijn 91/68/EU, de handelsrichtlijn voor kleine herkauwers. Voor het intracommunautaire handelsverkeer moeten fokschapen afkomstig zijn van bedrijven waar zwoegerziekte tijdens de laatste drie jaar voorafgaande aan deelname aan het intraverkeer klinisch niet is vastgesteld. De Nederlandse voedsel- en warenautoriteit (NVWA) hanteert deze bepaling zodanig dat voor het intraverkeer de schapen afkomstig moeten zijn van bedrijven die als zodanig zwoegerziektevrij gecertificeerd zijn.
Kennisgeving van verdenking MVV
In de regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s, Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren artikel 100 staat vermeld wanneer en waar verdenkingen moeten worden aangegeven. Vermoedelijk zal in het geval van zwoegerziekte bij ministeriële regeling worden bepaald dat een kennisgeving als bedoeld in voorgaande paragrafen achterwege kan blijven.
In hoofdstuk 5 paragraaf 2 (preventie en bestrijding van besmettelijke dierziekten, zoönosen en ziekteverschijnselen) zullen nadere bepalingen opgenomen worden. Deze paragrafen treden op en nader te bepalen tijdstip in werking (tekst zoals deze geldt op 20 december 2013).
Het slachten van besmette en verdachte dieren
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Destructie van karkassen en de toegang tot destructieterreinen
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Betaling van de schadevergoeding
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Reiniging en ontsmetting
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Opschorting vervoer en beperking van bewegingen
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Vaccinatie
Niet van toepassing in Nederland. Er is voor MVV bij schapen en CAE bij geiten geen vaccin beschikbaar.
Handhaving
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Sancties
Niet van toepassing in Nederland. Zie verder onder ‘Uitoefening van de statutaire bevoegdheden’.
Websites en literatuur
Op de website van de CFSPH the Centre for Food Security and Public Health van Iowa State uneversity (http://www.cfsph.iastate.edu/DiseaseInfo/factsheets.htm) zijn duidelijke foto’s, factsheets en een powerpointpresentatie te vinden.
Zie voor een Nederlandse beschrijving van zwoegerziekte het Handboek schapeziekten uit 1994, ISBN 90 6255 546 2 of Gezonde schapen uit 2008 ISBN 9789054391838, beide van Piet Vellema.
Brinkhof, J. and C. van Maanen (2007). "Evaluation of five enzyme-linked immunosorbent assays and an agar gel immunodiffusion test for detection of antibodies to small ruminant lentiviruses." Clin Vaccine Immunol 14(9): 1210-1214.
Brinkhof, J. M., C. van Maanen, et al. (2008). "Specific detection of small ruminant lentiviral nucleic acid sequences located in the proviral long terminal repeat and leader-gag regions using real-time polymerase chain reaction." J Virol Methods147(2): 338-344.
Cardinaux, L., M. L. Zahno, et al. (2013). "Virological and phylogenetic characterization of attenuated small ruminant lentivirus isolates eluding efficient serological detection."Vet Microbiol 162(2-4): 572-581.
Digugu, H. S., S Bhaskara Ramaraju, A., Reddy, Narasimha, C.H. E., Kishore, Nanda, K., Reddy, Venkateswara, M. (2016) “First report of Maedi-Visna and Caprine Arthritis-Encephalitis viruses in Krishna district, Andhra Pradesh, India.” Journal of Animal Research 6, 177-179.
Niesalla, H., X. de Andres, et al. (2009). "Systemic DNA immunization against ovine lentivirus using particle-mediated epidermal delivery and modified vaccinia Ankara encoding the gag and/or env genes."Vaccine 27(2): 260-269.
Niesalla, H., T. N. McNeilly, et al. (2008). "Experimental infection of sheep with visna/maedi virus via the conjunctival space."J Gen Virol 89(Pt 6): 1329-1337.
Oguma K1, Tanaka C, Harasawa R, Kimura A, Sasaki J, Goryo M, Sentsui H. Isolation of maedi/visna virus from a sheep in Japan. (2014) J Vet Med Sci. Mar 1;76(2):211-8. Epub 2013 Oct 18.
Peterson, K., J. Brinkhof, et al. (2008). "Presence of pro-lentiviral DNA in male sexual organs and ejaculates of small ruminants." Theriogenology 69(4): 433-442.
Reina, R., C. Barbezange, et al. (2008). "Mucosal immunization against ovine lentivirus using PEI-DNA complexes and modified vaccinia Ankara encoding the gag and/or env genes." Vaccine 26(35): 4494-4505.
Ritchie, C. and B. Hosie (2010). "Increase in maedi-visna breakdowns." Vet Rec 167(10): 389.
Ritchie C1, Hosie B2. Concern over maedi visna breakdowns. (2014) Vet Rec. Jul 12;175(2):50-1. doi: 10.1136/vr.g4522.
SigursonI, B., Palsson, P., Grimsson, H. (1957) "Visna, a demyelinating transmissible disease of sheep". J. Neuropathol. Exp. Neurol. 16 (3): 389–403.
Thormar, H. (2013). "The origin of lentivirus research: Maedi-visna virus." Curr HIV Res 11(1): 2-9.
Foto's van MVV
Hieronder een voorbeeld van enkele foto’s van de site van de universiteit van Guelph in Canada: www.uoguelph.ca