|
Jeanine Wiegel is pluimveedierenarts en deskundige op het gebied van colibacillose. Zij houdt u op de hoogte van de meest recente ontwikkelingen.
Heeft u vragen?
Neem contact op |
Colibacillose is de ziekte veroorzaakt door infectie met de bacterie Escherichia coli (E. coli). Dit kan leiden tot een algehele (gegeneraliseerde) of lokale infectie. Colibacillose is een van de meest voorkomende infecties in de pluimveehouderij in Nederland, maar ook in de rest van de wereld. Onderzoek van GD schatte de economische schade alleen al voor leg- en vermeerderingsbedrijven anno 2013 op 3,7 miljoen euro.
De bacterie E. coli komt voor als gewone darmbewoner, maar ook als kwaadaardige kiem die tot serieuze ziekte kan leiden. De bacterie kan zowel secundair tot problemen leiden, dat betekent nadat een andere trigger het pad heeft vrijgemaakt, als primair, wat inhoudt dat de bacterie geen hulp nodig heeft om ziekte te veroorzaken. Ziekte door E. coli kan zich op verschillende manieren uiten, afhankelijk van de organen die aangetast zijn, de leeftijd van het dier, evt andere aandoeningen en de bacteriestam. Bij jonge dieren zien we vaak een acute, algehele infectie, waardoor het dier in korte tijd erg ziek wordt en uiteindelijk kan overlijden. Dieren die de acute fase overleven hebben vaak restverschijnselen als gevolg van ontstekingsprocessen in het lichaam, onder andere in de luchtzakken en het buikvlies (wat de belangrijke organen bedekt).
Ontsteking van de luchtzakken, wat zich uit door bemoeilijkte ademhaling. Luchtzakken zijn holtes in het lichaam van de kip die behoren tot het ademhalingssysteem. E. coli kan daar een ontsteking veroorzaken, waardoor de zuurstofuitwisseling verhinderd wordt. Door de ontsteking van het buikvlies kunnen verklevingen optreden, die het dier in de rest van zijn leven kunnen hinderen in het normale functioneren. Bij hennen zien we dat ook het legapparaat (oftewel, de eierstokken, eileiders en baarmoeder van de kip) aangetast kan worden door de bacterie.
Diagnose
Een infectie met E. coli kan worden vastgesteld door de bacterie te kweken uit aangetaste organen. Vervolgens kunnen we met biochemische testen of andere technieken vaststellen dat het een E. coli-bacterie betreft. Aanvullende diagnostiek kan meer informatie over de bacteriestam geven, zoals bijvoorbeeld de gevoeligheid voor antibiotica of verwantschappen tussen verschillende bacteriestammen.
Besmettingsroute
De E. coli-bacterie is een darmbewoner, die juist buiten de darmen tot infecties kan leiden. GD heeft al jaren geleden onderzoek gedaan en een aantal infectiemodellen onderzocht die hebben aangetoond dat de bacterie voor een belangrijk deel wordt ingeademd. Hierbij moet een minimale hoeveelheid bacteriën ingeademd worden om het dier ziek te maken. Een andere route is door aantasting van de kwaliteit van de darm waardoor de bacterie door de darmwand heen kan komen. Andere routes, zoals via de dooier en via huidkrassen kunnen ook leiden tot infecties met E. coli.
Aanpak
Wanneer de infectieroute bekend is, kunnen de risicofactoren worden aangepakt. Door goede hygiëne en biosecurity kan het aantal ziektekiemen die van buiten het dier komen, rondom de dieren verlaagd worden, zodat de kans op infectie verkleind wordt. Door aanpassingen in het management, bijvoorbeeld optimaliseren van luchtventilatie en bandbeluchting kunnen de omstandigheden voor de dieren worden verbeterd, zodat E. coli minder de kans krijgt om ziekte te veroorzaken.
Behandeling
Infecties met E. coli kunnen behandeld worden met antibiotica. Welke behandeling de meeste kans op genezing (of vermindering van de ziekteverschijnselen) geeft, kan worden onderzocht met een antibioticumgevoeligheidstest. Maar beter nog dan behandelen is natuurlijk voorkomen van de problemen. Alternatieven voor antibiotica kunnen ingezet worden. De resultaten hiervan zijn wisselend.
Preventie
Naast de aanpak via het verminderen van risicofactoren, is er ook de mogelijkheid om te vaccineren tegen E. coli. Met vaccins kunnen we het afweersysteem van de kip helpen en voorbereiden op de mogelijke komst van de E. coli-bacterie. Bij een besmetting kan het afweersysteem sneller reageren, waardoor de bacterie minder kans heeft om een infectie te veroorzaken. Het goed toepassen van vaccins is een uitdaging. Niet alleen willen we onze kippen beschermen voor de E. coli-bacterie maar ook tegen andere ziekteverwekkers. De vaccinaties dienen dan ook nauwkeurig binnen het vaccinatie programma gepland te worden. De grote verscheidenheid aan E. coli-bacteriën maakt het vaccineren ook lastig. Welke bacteriestam moet het vaccin bescherming tegen geven? Er zijn commerciële vaccins op de markt, met bewezen effectiviteit, maar ook vaccins op maat worden gebruikt. De effectiviteit van vaccins in de praktijk kan tegenvallen. Voor een belangrijk deel kan dit komen omdat er verschillende E. coli-stammen voorkomen en vaccinatie met de ene stam niet altijd goede bescherming oplevert tegen de andere. Er wordt veel onderzoek gedaan naar vaccinatie-adviezen die bescherming kunnen bieden tegen meerdere of zelfs alle E. coli-stammen.
Het is bekend dat het ziektebeeld kan verergeren bij combinatie infecties met bijv. IB-virus of Mycoplasma gallisepticum. Aanpak en preventie van andere ziektekiemen is daarom ook van belang om de problemen door E. coli te verminderen.
Escherichia coli peritonitis syndroom (EPS) is een colibacillosevorm.
Ga voor meer informatie naar de dierziektepagina van EPS.