Depop-repop

Varkenshouders zijn altijd op zoek naar mogelijkheden om ervoor te zorgen dat hun dieren nog gezonder worden en blijven. Een goede manier om de diergezondheid structureel te verbeteren, is depop-repop (depopulation-repopulation). Oftewel: het compleet leegdraaien en opnieuw opstarten van een bedrijf. Depop-repop vergt een goede voorbereiding en begeleiding om het tot een succes te maken. Denk aan een tijdsplanning (maar ook financieel), structurele aanpassingen op het bedrijf, de herbevolking en de aanpassingen in de werkwijze om insleep van dierziekten te voorkomen. Royal GD en ABAB Accountants en Adviseurs gaven een webinar over dit onderwerp en hebben de belangrijkste informatie voor u samengevat.viseur, ABAB) en Remco Janssen (bedrijfsadviseur varkenshouderij, ABAB).
Meer informatie
Kijk het webinar 'Depop-repop succesvol uitvoeren: de aandachtspunten' terug

In het gezamenlijke webinar van Royal GD en ABAB Accountants en Adviseurs op 1 maart 2021 kwamen alle belangrijke aandachtspunten van depop-repop aan bod. De sprekers waren Manon Houben (manager afdeling varken bij GD), Frank Steenbreker (senior agrarisch bedrijfsadviseur, ABAB) en Remco Janssen (bedrijfsadviseur varkenshouderij, ABAB).
Financiële informatie depop-repop
Depop-repop vergt doorgaans een investering van € 400-500 per zeug. Globaal de helft bestaat uit een investering in vervanging van de zeugenstapel, verkoop van de slachtzeugen en de aankoop van de opfokzeugen. De andere helft komt voort uit saldoverlies gedurende de periode van leegstand. De financierbaarheid is uiteraard afhankelijk van het huidige niveau aan resultaten: wat is er te winnen in resultaten en kosten? Het deel dat voortkomt uit de vervanging van de zeugenstapel moet ook bezien worden met de achtergronden dat in de periode in aanloop tot depop-repop de vervanging van de zeugenstapel verlaagd kan worden, en dat in de eerste periode na depop-repop de vervanging ook verminderd kan worden, gelet op de leeftijd van de zeugenstapel dan. De marktomstandigheden spelen bij het saldoverlies uiteraard een rol, in opbrengsten van slachtzeugen, aankoopkosten van opfokzeugen en gemiste bigopbrengsten, gedurende de leegstand. Uitgaande van gemiddelde marktomstandigheden met bijvoorbeeld een voerwinst van € 600 per zeug op jaarbasis, is de voerwinst € 50 per maand, na aftrek van toegerekende kosten resteert globaal een saldoverlies van € 30 per maand per zeug. Als de biggenprijs € 10 per stuk hoger is, neemt het saldoverlies globaal met € 25 per maand per zeug toe.
De totale investering in depop-repop moet per bedrijf in beeld gebracht worden, onderbouwd met een goed plan van aanpak. Dit om de verbeterpunten in beeld te hebben, vertaald naar financieringscapaciteit. Het plan van aanpak moet ook gericht zijn op het in beeld brengen van de risico’s op het bedrijf, uitrusting van het bedrijf, noodzakelijke aanpassingen aan hardware en bedrijfsvoering, om herintroductie van dierziekten te voorkomen. Wat betekent het voor de arbeidsinzet voor, tijdens en na de depop-repop, qua mindset, flexibiliteit, kwantitatief en kwalitatief? Dit moet met een plan van aanpak goed geborgd zijn. De terugverdientijd moet uit de investering en verbeterpotentieel blijken. De borging middels een plan van aanpak moet deze terugverdientijd binnen handbereik brengen. In de financiële uitwerking moeten ook risico’s benoemd worden: wat als een ziekte (uit meerdere die we wilden uitschakelen) toch weer de kop op steekt, welk effect heeft dit dan op de terugverdientijd? Zijn we dan terug bij af, of wordt de terugverdientijd dan verlengd tot nog steeds een acceptabele looptijd?
Ervaring leert dat met een gedegen doordacht en breed gedragen plan van aanpak, met een realistische terugverdientijd, de financiering van depop-repop op draagvlak moet kunnen rekenen van financiers.
Een terugverdientijd komt op praktijkbedrijven doorgaans uit op 3 tot 5 jaar, en is hiermee, met een goed gedegen doordacht en breed gedragen plan van aanpak, een goede investering, gericht op het versterken van de verdiencapaciteit van het bedrijf voor de toekomst.
In de presentatie is bij de terugverdientijd gerekend met een verbetering in gezondheidskosten, het aandeel slachtbiggen op het totaal van geleverde biggen en de marktwaarde van de biggen. Maar een verbetering in technische resultaten kan hierin ook een bijdrage leveren. Een verbetering van de productie met 1 big per zeug versterkt het rendement globaal met € 30 per zeug op jaarbasis.
Voor een gesloten bedrijf is er in de vleesvarkenstak geen sprake van kapitaalsverlies door het leegdraaien van de vleesvarkensstal. De dierfinanciering die vrij komt wordt bij herbevolking weer ingezet. Hier betreft het wel saldoverlies, bij gemiddelde marktomstandigheden globaal € 5 per aanwezig vleesvarken per maand. Belangrijker is of in het plan van aanpak en de tijdsplanning rond depop-repop gekozen wordt om biggen tijdelijk aan derden te verkopen als 25 kg-big of als speenbig, om het leegkomen van het bedrijf te bespoedigen en de repopulatie te versnellen en de leegstand ook in de zeugenhouderij te beperken. Afhankelijk van de bedrijfs- en marktsituatie en of de vleesvarkens op dezelfde locatie gehuisvest worden, kan er sprake zijn van een marktverlies bij deze biggen. Dit moet afgewogen worden tegen de voordelen of effecten van leegstand van het gehele bedrijf, en de mogelijkheden van herbevolking van het bedrijf. Hieronder wordt een rendementsverbetering per geleverd vleesvarken berekend van minimaal € 10, afhankelijk van de huidige en toekomstige gezondheidsstatus van het bedrijf. Het potentieel van verbetering van het rendement door depop-repop moet leidend zijn, en mag niet in het gedrang komen in de drang om leegstand op het bedrijf, met eventueel een vleesvarkenstak, te beperken.
Stel dat leegstand van het vleesvarkensbedrijf een investering vergt van € 70 per vleesvarkensplaats inclusief een verkoopverlies op de biggen, dan is de terugverdientijd met 2-3 jaren kort te noemen bij een potentiële rendementsverbetering van € 10 per geleverd vleesvarken, uiteraard afhankelijk van de huidige status en de potentie tot verbetering.
Gezondheidskosten per zeug
De gezondheidskosten per zeug zijn inclusief entkosten van biggen. De gezondheidskosten bedragen gemiddeld globaal € 110 per zeug, deze zijn de laatste jaren gestegen door een groter aandeel entingen. Een variatie in gezondheidskosten is zichtbaar van € 75 per zeug tot uitschieters van € 200 per zeug. Vertaald naar voerwinst staat dit gelijk aan 13 % van de voerwinst tot wel 34 % van de voerwinst. Op veel bedrijven geeft de post gezondheidskosten dan ook een grote aanslag op de voerwinst vertaald naar het rendement op het bedrijf.
Daarmee geeft alleen voerwinst dus geen volledig beeld van het rendement van bedrijven, omdat gezondheidskosten vervolgens een grote impact kunnen hebben. Daarom werkt ABAB met het kengetal productieresultaat. Het productieresultaat volgt na het saldo. Het saldo wordt berekend door de overige toegerekende kosten (KI, gezondheidskosten, overige veekosten, energiekosten en mestkosten) in mindering te brengen op de voerwinst. Op het saldo worden vervolgens de arbeidskosten (van medewerkers en een vergoeding voor de ondernemer) in mindering gebracht, dan resteert het productieresultaat. Het productieresultaat wordt vervolgens uitgedrukt per € 1.000 huisvesting, om het rendement op geïnvesteerd vermogen zichtbaar te maken. Hiermee is direct inzichtelijk dat gezondheidskosten of overige veekosten (producten en toebehoren die rechtstreeks bijdragen aan de productie) een deel van voerwinst teniet kunnen doen, vertaald naar het totale rendement van het bedrijf.
In praktijkgevallen vragen afnemers, ondanks een goede gezondheidsstatus, preventief enkele entingen voor afname van biggen. Locatie en omgeving van het vleesvarkensbedrijf kunnen hier aanleiding voor zijn. De gezondheidsstatus van de biggen, het argument voor de afnemer die deze preventieve maatregelen als verzekering wenst, zal bepalend zijn voor de vraag wie de verantwoordelijkheid voor deze investering neemt.
Effect van een jonge zeugenstapel op de kwaliteit van de biggen
Het is bekend dat een bedrijf met een relatief jonge zeugenstapel, na depop-repop of een forse uitbreiding, in de eerste periode gevoeliger is in biggenkwaliteit. Het toevoegen van een grote groep jonge zeugen aan een bestaand bedrijf kan hierbij wel een groter effect geven dan een opstart van een volledig nieuwe zeugenstapel. Maar deze gevoeligheid kan niet uitgesloten worden. Dit moet dan ook onderdeel van het plan van aanpak zijn in aanloop tot de depop-repop en de uitvoering hiervan. Welke risico’s worden hierop ingeschat, welke acties moeten hierop volgen en wie draagt hierin welke verantwoordelijkheid? Dit moet afgestemd worden met de afnemer van de biggen. Een depop-repop-traject wordt hiermee een gezamenlijk traject van zeugenhouder en vleesvarkenshouder, gericht op het verbeteren van de verdiencapaciteit van de som van beide bedrijven.
Effect van depop-repop op de marktwaarde van biggen
In onze overtuiging kan depop-repop de marktwaarde van biggen altijd verbeteren. Een groot deel van het voordeel van depop-repop wordt immers behaald in de vleesvarkenshouderij. Uiteraard is de mate afhankelijk van de huidige prijsstelling van biggen, maar deze zal mede bepaald zijn door de huidige gezondheidsstatus en kwaliteit van de biggen. Wat is te winnen hierin zal bepaald moeten worden. Effecten van 0.15 in voederconversie, 100-150 gram groei, 2-4 % in uitval en € 1-3 gezondheidskosten per varken, bij grotere variaties in de gezondheidsstatus op vleesvarkensbedrijven, geven een totaal potentieel in voerwinstverbetering van minimaal € 10 per geleverd vleesvarken. En dan is arbeidsvreugde en arbeidsefficiency nog niet gewaardeerd in deze. Tevens zal de gezondheidsstatus en -aanpak vaker een voorwaarde voor deelname aan marktconcepten worden/zijn. Maatschappelijk is diergezondheid en antibioticagebruik een onderdeel van licence te produce.
Veterinaire informatie depop-repop
Herbevolken na depop-repop
Na de depopulatie is het afhankelijk van de kiemen waar het bedrijf vrij van wenst te worden, hoe lang het bedrijf daadwerkelijk leeg moet zijn. Voor luchtwegkiemen als APP, Mycoplasma en PRRS is 4-6 weken leegstand voldoende. Deze tijd is ook absoluut nodig voor een goede reiniging en desinfectie. Voor maagdarm-gerelateerde problemen zoals Brachyspiren zal 8 weken leegstand nodig zijn. Tijdens het proces van reinigen en desinfectie wordt er allerhande besmet materiaal (bijvoorbeeld stof en mest) verplaatst op het bedrijf. Om te voorkomen dat de nieuwe dieren hier al mee besmet worden, is de leegstand tijdens de volledige periode van reiniging en desinfectie belangrijk.
Dit zou op een gesloten bedrijf resulteren in een periode van maanden waarin geen vleesvarkens geleverd worden en er dus geen cashflow is. Is hier niks op te bedenken? Hiervoor zal per bedrijf maatwerk nodig zijn. Mits de stallen van zeugen, gespeende biggen en vleesvarkens voldoende van elkaar gescheiden zijn EN er een zeer strikte interne biosecurity gehandhaafd wordt, zijn er situaties waarin het mogelijk is de leegstand van de vleesvarkensstal te beperken. Maatwerk!
Herbevolken na een depop-repop zal in Nederland altijd gaan via het aankopen van SPF-fokmateriaal. Er zijn manieren denkbaar om met eigen aanfok (dus met behoud van eigen genetica) de repopulatie te doen, maar deze manieren zijn binnen de Nederlandse regelgeving en ethiek niet haalbaar. De repopulatie kan zowel met SPF-fokgelten zijn, of met een volledige populatie SPF-zeugen (verschillende worpnummers). Dit maakt voor de repopulatie en het risico op herinfectie niet uit. De beschikbaarheid van een SPF-populatie zeugen zal hierin beperkend zijn.
De meeste bedrijven kiezen er na de repopulatie voor om eigen geltenaanfok te gaan doen. Er worden mogelijk dan nog één of twee keer gelten aangekocht van de SPF-fokker, om zo de vervanging in de periode dat er nog geen eigen gelten in kunnen stromen te waarborgen. Daarna komt er geen levend materiaal meer binnen. Minder dierbewegingen naar het bedrijf vermindert het risico op insleep van infecties. Wat niet betekent dat een depop-repop niet succesvol KAN zijn als besloten wordt om ook daarna fokmateriaal aan te blijven kopen, mits de externe biosecurity strikt gewaarborgd wordt en er wordt voorzien in een goede quarantaine en adaptatieperiode voor het fokmateriaal.
Een meerwekensysteem heeft absolute voordelen als het gaat om diergezondheid. Je vermindert immers het aantal bewegingen op het zeugenbedrijf: in plaats van iedere week een nieuwe groep biggen naar de biggenbatterij gebeurt dit iedere 3, 4 of zelfs 5 weken. En het is makkelijker om een goede leeftijdscheiding aan te brengen. Het is echter niet essentieel voor het slagen van de depop-repop en zeer afhankelijk van het bedrijf of een meerwekensysteem in het de bestaande situatie (zowel huisvesting als arbeidsverdeling) passend is.
Er zijn geen verschillen bekend in duurzaamheid tussen (SPF-) zeugen op een bedrijf dat depop-repop heeft gedaan, of zeugen op een conventioneel bedrijf, als het gaat om aantal worpen dat zeugen in productie zijn. Er is veel variatie tussen bedrijven.
Als een vermeerderaar een depop-repop gaat uitvoeren op zijn bedrijf en vervolgens SPF-biggen af gaat leveren voor bijvoorbeeld Mycoplasma, APP en PRRS, is het zeker wenselijk dat ook het vleesvarkensbedrijf voor deze kiemen SPF wordt. Alleen dan kunnen de dieren hun (groei)potentie zo goed mogelijk benutten. Als een SPF-big op een vleesvarkensbedrijf alsnog tegen APP aanloopt, kunnen de technische cijfers hier sterk onder lijden.
Herinfectie en externe biosecurity
Hoelang bedrijven vrij blijven van de kiemen waarvoor ze initieel aan de depop-repop zijn begonnen is per situatie zeer verschillend. Er zijn hierover geen harde getallen beschikbaar als het gaat om succespercentage of verschillen tussen regio’s.
Wat belangrijk is om te onthouden, is dat het succes van een depop-repop niet valt of staat met het buitenhouden van alle infecties waarvoor het bedrijf SPF is opgestart. Een groot deel van de winst van de depop-repop zit hem ook in de algemene ziektedrukverlaging op het bedrijf en het verdrijven van zogenaamde co-infecties (infectie met meerdere ziektekiemen tegelijkertijd). Als een bedrijf enige tijd na de depop-repop een herinfectie met Mycoplasma doormaakt, maar deze Mycoplasma door middel van vaccinatie goed onder controle weet te houden, kan de depop-repop nog altijd zeer succesvol en winstgevend zijn.
In het buiten houden van (her)infecties is externe biosecurity van groot belang. Ook hiervoor geldt dat hier per bedrijf en bestaande situatie maatwerk toegepast moet worden. In het algemeen geldt dat geprobeerd wordt te voorkomen dat infecties via mens, dier, materiaal en lucht binnenkomen. Hiervoor moet men zich bewust zijn van alle risicovolle gebeurtenissen op het bedrijf, denk aan: laden en lossen van zeugen, biggen, vleesvarkens, mest, kadavers, voer, etcetera. En de binnenkomst van personen in de stal, ook kinderen. Praktische tips voor het laden van varkens en mest is om deze niet direct onder of boven de luchtinlaat te plaatsen. En een duidelijke en strikte scheiding te maken tussen schoon en vuil bij het laden van varkens. Varkens mogen absoluut niet terug de stal in en ook de chauffeur moet goed gescheiden blijven van de schone weg van het bedrijf. Voor deze risico-situaties moeten duidelijke protocollen zijn over hoe de hygiëne tijdens deze situaties gehandhaafd wordt en deze moeten ALTIJD nageleefd worden, ook als je haast hebt. Het systeem werkt zo goed als de keer dat het het slechtst nageleefd wordt. Vooral scherpte op de biosecurity aan de ‘afvoerkant’ van het bedrijf is zeer belangrijk! Hier is een foutje gemakkelijk gemaakt. Denk hierbij ook aan de kadavers.
Naast deze maatregelen voor externe biosecurity kan ook nog gedacht worden aan het installeren van luchtfiltratie, maar zie dit als ’kers op de taart’. Als alles verder in orde is, kan luchtfiltratie nog een extra stap zijn, maar het is geen redmiddel om op andere vlakken van externe biosecurity steken te kunnen laten vallen.
Om te monitoren of er geen introductie is van een infectieziekte, kunnen er monsters genomen worden bij een bepaald aantal dieren van een bepaalde leeftijd. Hoeveel dieren of welk percentage van de dieren dit moeten zijn en welke monsters er precies genomen moeten worden, is per situatie verschillend. Dit is onder andere afhankelijk van de specifieke kiem waar je naar zoekt, het aantal dieren in de koppel, de geschiedenis van het bedrijf voor deze ziekte (positief/negatief) en wat je precies wilt onderzoeken/bewijzen. Hierbij kunnen de dierenartsen van GD altijd helpen.
Reiniging en desinfectie
Voor het opstellen van een passend reinigingsprotocol is het verstandig om aan het expertteam dat het bedrijf begeleidt bij de depop-repop een hygiëne-expert toe te voegen. Hij/zij kan een op maat gemaakt plan van reiniging en desinfectie opstellen, met passende producten en een goed schema. Een hygiëne-expert zal ook meer informatie kunnen geven over eventueel droogreinigen (door voor een langere periode de ruimte op een bepaalde temperatuur te brengen), hoewel droogreinigen in de praktijk op varkensbedrijven ingewikkeld lijkt. Voor het reinigen heeft heet water de voorkeur boven koud water, onder andere omdat vet daar beter in oplost en de biofilm dus beter verwijderd kan worden, maar ook goede schuimmiddelen weken het vuil los. Voor het reinigingsproces moet alles wat los kan eruit, dus ook roosters. Ook als je je tijdens de depop-repop vooral richt op luchtwegkiemen. Om de putten goed te kunnen reinigen en de algemene infectiedruk te verminderen, moeten de putten zo leeg mogelijk worden gereinigd.
Interne biosecurity
Na depop-repop is het niet alleen zaak om te voorkomen dat kiemen van buiten het bedrijf opkomen (externe biosecurity), maar zeker ook om binnen het bedrijf versleep van kiemen tussen diergroepen te voorkomen. De dieren zijn namelijk niet steriel. Er zullen altijd nog ziekteverwekkers zijn. Het beste resultaat behaal je als het volledige bedrijf heel hygiënebewust gaat werken. Met als doel de ziektedruk op het volledige bedrijf zo laag mogelijk te houden.
Darmpathogenen
Darmpathogenen hebben een hele ingewikkelde rol in de depop-repop. Het is in Nederland op dit moment niet mogelijk om Salmonellavrij te worden en te blijven met depop-repop. De aankoop van Salmonellavrij materiaal is niet goed te waarborgen en daarna is herinfectie door de vele (dier)transporten onvermijdelijk.
Voor de verschillende stammen van E. coli is het vooral heel belangrijk om het SPF-bedrijf waar het nieuwe fokmateriaal vandaan komt goed te leren kennen. E. coli-stammen kunnen per bedrijf sterk variëren. Het is daarom belangrijk om te weten of het bedrijf waar de SPF-gelten vandaan gaan komen bekend is met problemen met speendiarree of oedeemziekte als gevolg van een E. coli-infectie (eventueel met Shiga toxine). Ook voor de verschillende stammen van Streptococcus suis is dit belangrijk.